De vrouwengalerij

De eregalerij in Omnia is nu nog een mannengalerij. Resource brengt evenwicht.
V.l.n.r. Bernardijn ten Zeldam-Hartelust, Eltien Krijthe, Lucy van Dorp en Neeltje Krijthe

Stel je eens voor, een WUR-eregalerij met louter vrouwen. Hoe zou die eruit kunnen zien? Een poging, speciaal voor Internationale Vrouwendag.

De fotogalerij op de volgende pagina’s is een knipoog naar de discussie over de ‘mannenwand’ in Omnia. Deze portrettengalerij tegenover het restaurant bestaat uit louter mannen. Daar is een verklaring voor. Vakkundig gemaakte schilderijen van WUR-vrouwen ontbreken. Maar we hebben de foto’s nog.

Wie horen er op de vrouwenwand? Die selectie is arbitrair. De mannenwand bestaat uit rectoren en min of meer prominente hoogleraren uit de vroege geschiedenis van WUR. Tot nu toe zijn er geen vrouwelijke rectoren geweest. En de vroege geschiedenis van WUR kent geen vrouwen met de hoogste academische rang.

‘Strijdlustige juffrouw’

De eerste vrouwelijke professor in Wageningen verscheen pas in 1952 op het toneel, 34 jaar na de start van de Landbouwhogeschool. Die eer komt hoogleraar Landbouwhuishoudkunde Mien Visser toe. Als voorzitter van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen raakte ze betrokken bij de ontwikkeling van een academische studierichting huishoudwetenschappen in Wageningen. Ze werd een jaar later meteen ook de eerste hoogleraar van die nieuwe studie, een positie die ze tot aan haar (plotselinge) dood in 1977 bijna een kwart eeuw bekleedde.

Visser werd dus in 1952 de eerste vrouwelijke hoogleraar in Wageningen. Maar eigenlijk had dat dertig jaar eerder Lucy van Dorp al moeten zijn. De econoom en rechtsgeleerde werd voorgedragen om in 1921 hoogleraar Staathuishoudkunde, Statistiek en Nederlands Agrarisch Recht te worden. Wageningen zou daarmee de primeur hebben gehad van de eerste vrouwelijke leerstoelhouder in Nederland. De toenmalige landbouwminister Van IJsselsteyn stak daar evenwel een stokje voor. Hij wilde geen ‘strijdlustige juffrouw’ als hoogleraar. Van Dorp was actief voorvechter van het vrouwenkiesrecht.

Visser was de eerste vrouwelijke hoogleraar in Wageningen, maar niet de eerste vrouw met een hoge wetenschappelijke positie. Dat was Julia Gouwentak, die net na de oorlog in 1945 als lector Planten-anatomie werd aangesteld. Gouwentak kwam in 1929 in dienst als assistent in het Laboratorium voor Plantkunde. In 1938 trouwde ze met haar baas, hoogleraar Plantkunde Eildert Reinders. Zij volgde haar (veel oudere) man in 1956 op als hoogleraar. Dat ging niet zonder slag of stoot. De kwestie duurde meer dan een jaar en vergde twee benoemingscommissies. Tegenstanders oordeelden dat ‘de houding van mevrouw Reinders alle animo voor de plantkunde doodt’. Toch kreeg Gouwentak uiteindelijk het voordeel van de twijfel.

Moordaanslag

Julia Gouwentak heeft ook een andere primeur op haar naam. Ze is de eerste – en tot nu toe enige – Wageningse hoogleraar op wie een moordaanslag is gepleegd. Een in Wageningen studerende Bulgaarse politieke vluchteling schoot op 2 januari 1960 met een revolver op Gouwentak, die met haar man op straat liep. De bosbouwstudent was gefrustreerd over het feit dat hij geen vrijstelling kreeg voor het vak dat Gouwentak gaf. De hoogleraar – berucht om haar onbuigzame karakter – raakte slechts licht gewond, maar de geschiedenis haalde alle Nederlandse kranten.

De alternatieve vrouwenwand op de volgende pagina telt evenals zijn mannelijke voorbeeld louter hoogleraren. Maar dat is geen noodzakelijk criterium. In een eregalerij misstaat bijvoorbeeld ook de eerste vrouwelijke afgestudeerde ingenieur niet. Dat was Frida Eversmann. Zij studeerde landbouwscheikunde aan de Rijks Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool in Wageningen, de voorloper van de Landbouwhogeschool. Zij behaalde in 1919, een jaar na de start van de Landbouwhogeschool, de ingenieursbul. Haar studie deed ze bovendien naast haar werk aan datzelfde instituut. In de beginjaren van de Landbouwhogeschool studeerden maar weinig vrouwen af in Wageningen. ‘Ze waren er wel,’ zegt universitair docent Margreet van der Burg, hoofdauteur van het boek Vrouwen, Wageningen en de Wereld, ‘maar ze waren ingeschreven als toehoorder, omdat ze niet een afgeronde hbs- of gymnasium- vooropleiding hadden.’

Eigentijds alternatief

De eerste vrouwelijke promovendus was in 1954 de Friezin Sibergina Wagenaar. Zij promoveerde op een studie naar de fotosynthese bij onder meer spinazie. De laatste stelling in haar proefschrift luidt: ‘De emancipatie der vrouw heeft zich in het wetenschappelijk milieu in Nederland nog slechts ten dele voltrokken’. Daar sloeg ze de spijker op de kop. Twintig jaar later pas promoveerde de tiende vrouw in Wageningen. Maar ook dit betekent volgens Van der Burg niet dat er in de beginjaren van de Landbouwhogeschool geen vrouwelijke doctoren waren. ‘Die waren alleen niet hier gepromoveerd.’ In haar boek staan veel meer vrouwen die een plek verdienen in een eregalerij. Zoals Bernardijn ten Zeldam-Hartelust, in 1973 de eerste vrouwelijke voorzitter van de Hogeschool Raad. Zij was in 1979 ook de eerste vrouw en feministe die een rede uitsprak bij de opening van het academisch jaar. Die ging – uiteraard – over de ongelijke positie van vrouwen aan de Landbouwhogeschool.

En waarom zouden bijvoorbeeld de tweelingzussen Eltien en Neeltje Krijthe geen plek krijgen in die galerij? Het tweetal studeerde in 1934 af als tuinbouwkundige en werkte daarna bij de Landbouwhogeschool. In de oorlog verstopten ze Joodse onderduikers in hun huis, de nog steeds bestaande boerderij De Wolfswaard in de uiterwaarden. Ze werden betrapt, gevangen genomen en afgevoerd naar concentratiekampen in Duitsland. Eltien Krijthe overleefde het kamp niet. Beiden kregen in 1973 de Yad Vashem-onderscheiding voor niet-Joden die tijdens de vervolging Joden hebben gered.

En wat te denken van de eerste buitenlandse hoogleraar, de Griekse Clio Presvelou, (Huishoudkunde, 1978)? Of de eerste vrouwelijke eredoctor in 1978, de vermaarde Deense Ester Boserup. De Werkgroep Eregalerij, die een eigentijdser alternatief voor de mannenwand moet ontwikkelen, krijgt er een flinke kluif aan.

Dit artikel kwam mede tot stand op basis van informatie van Margreet van der Burg.

(klik op de afbeelding om te vergroten)

1. Edith Feskens, Voeding (2008-nu)
2. Geertje Lycjlama a Nijeholt, Emancipatiekunde
en Vrouwenstudies (1979-1984)
3. Mien Visser, Landbouwhuishoudkunde (1952-1977)
4. Anke Niehof, Sociologie van Consumenten en Huishoudens (1993-2013)
5. Katrien Termeer, Bestuurskunde (2015-nu)
6. Wija van Staveren, Voeding van de oudere Mens (1988-2004)
7. Ivonne Rietjens, Toxicologie (2000-nu)
8. Tinka Murk, Mariene Dierecologie (2015-nu)
9. Ariena van Bruggen, Biologische Bedrijfssystemen (1999-2009)
10. Francine Govers, Fytopathologie (2008-nu)
11. Clio Presvelou, Huishoudkunde (1978-1989)
12. Imke de Boer, Dierlijke Productiesystemen (2011-nu)
13. Louise Fresco, Plantaardige Productiesystemen (1990-1997)
14. Cornelia Gouwentak, Plantkunde (1956-1967)
15. Lucy Timmermans, Dierkunde (1980-1995)
16. Akke van der Zijpp, Dierlijke Productiesystemen (2000-2010)
17. Grietje Zeeman, Nieuwe Publieke Sanitatie (2012-2016)
18. Carolien Kroeze, Milieusysteemanalyse (2010-nu)
19. Christa Heyting, Generatieve en Somatische Celgenetica (1989-2007)
20. Louise Vet, Evolutionaire Ecologie (1997-2019)
21. Liesje Mommer, Plantenecologie (2015-nu)
22. Rachel Creamer, Bodembiologie en Biologische Bodemkwaliteit (2016-nu)

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.