Conservator Liesbeth Missel neemt afscheid

De schatbewaarder van WUR laat een bijzondere collectie erfgoed achter.
Foto: Guy Ackermans

De schatbewaarder van WUR is met pensioen. Liesbeth Missel, conservator van de Speciale Collecties van de bibliotheek, laat een bijzondere collectie erfgoed achter.

Van de 41 jaar die Speciale Collecties bestaat, werkte Liesbeth Missel er bijna 40. Het was haar eerste en enige baan. Een droombaan, voor iemand die van boeken, cultuur en geschiedenis houdt. Speciale Collecties wemelt van de oude botanische boeken, kaarten en atlassen, tuin- en landschapsontwerpen, botanische en zoölogische illustraties, prenten en (lucht)foto’s. Na de Bibliotheek Academie in Deventer, gevolg door een specialisatie tot documentalist in Amsterdam, kwam Missel in 1981 op advies van een van haar voormalige docenten in Wageningen terecht. Via een tijdelijke functie als bibliothecaris bij het toenmalige IMAG (landbouwmechanisatie, RK) kon ze als assistente bij Speciale Collecties aan de slag bij de Centrale Bibliotheek, zoals dat toen nog heette. ‘Op de dag van de verhuizing van die bibliotheek van het pand achter de Aula naar het Jan Kopshuis (Generaal Foulkesweg, inmiddels afgebroken, RK) hebben ze me aangenomen. ‘Die verhuizing was een unieke kans om me de collectie goed eigen te maken. Bij het uitpakken krijg je alles in handen.’

En sindsdien heb je, samen met het team, de schatkamer van WUR mogen samenstellen?

Ja, zo is het eigenlijk wel. Opbouwen en toegankelijk maken. Speciale Collecties was een jaar daarvoor opgericht. In 1983 volgde het besluit dat alle decentrale collecties onderdeel werden van de Centrale Bibliotheek. Er waren ooit tegen de honderd kleine bibliotheekjes in Wageningen. Soms gerund door de secretaresse van de vakgroep. Collecties met kaarten, lang niet altijd onderdeel van een bibliotheek. Ik ben toen begonnen de oude drukken en kaarten in kaart te brengen.’

‘Door de digitalisering is de behoefte vervallen om te collectioneren’

Hoe is de bibliotheek verder aan de collecties gekomen?

‘Schenking is de basis van de collectie, aangevuld met aankopen van hoogleraren en bibliothecarissen. Vanaf het ontstaan van het hoger landbouwonderwijs in Wageningen, eind 19de eeuw, zijn er notabelen geweest die hun collectie wilden doneren. Dat begon met Staring, mede-grondlegger van dat onderwijs, die een deel van zijn bibliotheek schonk. Later werden vooral collecties tuin- en landschapsarchitectuur geschonken door nazaten van oud-studenten en docenten.

Is er actief aankoopbeleid?

Beleid wel, een eigen budget niet. Maar als er iets is, wat in de collectie aanwezig zou moeten zijn, dan valt er altijd over te praten. Punt is dat we, wat boeken betreft, heel terughoudend zijn met het aanschaffen. Door de digitalisering is de behoefte vervallen om te collectioneren. Je kunt tegenwoordig veel online vinden. Sinds 2005 ligt de focus op het verzamelen van Wagenings academisch erfgoed, dus materiaal uit de eigen organisatie, dat ontstaan of gebruikt is bij onderwijs en onderzoek. ‘Dat is materiaal waar we uniek in zijn: tekeningen, wandplaten, kwekers- en gewassencatalogi, brochures, foto’s. Daarnaast beheren we de kunstcollecties van WUR.’

Liesbeth Missel, voormalig curator van de Speciale Collecties, WUR Library. Foto Guy Ackermans

Hebben jullie zelf alles digitaal?

Nee. En om dezelfde reden: een deel is elders al digitaal beschikbaar. Door de Biodiversity Heritage Library, een initiatief van botanische bibliotheken in de wereld, zijn miljoenen boeken digitaal beschikbaar in andere collecties. Daarnaast heb je Delpher, Internet Archive, Google Books en anderen. Bij oude kaarten ligt dat anders. Die zijn vaak herzien, waardoor het lastig is te bepalen of het dezelfde zijn. Dan is digitaliseren dus juist wel interessant. En we hebben veel collecties oude kaarten.’

Een mooi verhaal is de ontdekking die Missel deed van een paar oude kaarten in het gebouw van Landmeetkunde op de berg. Ze kwam daar eens om wat boeken op te halen voor de collectie. ‘In die prachtige zaal met uitzicht over de uiterwaarden hingen oude provinciekaarten aan de muur. In de volle zon. Ik zei: die konden wel eens echt zijn. Ik zou ze graag hebben, want bij ons in de Speciale Collecties zijn ze beter op hun plek. Oké, was de reactie, maar we willen wel wat aan de muur hebben. Nou, zeg ik, dan kom ik morgen wel terug. Ik had nog wel een paar facsimile’s liggen, dingen die we dubbel hadden. Toen we de kaarten uit de lijst haalden, bleek mijn vermoeden juist: ze waren uit 1560-1570. Echt hele oude kaarten dus.’

‘Mensen hebben vaak geen idee of iets de moeite waard is om te bewaren’

De oude kaarten werden gered. Maar er zijn in de loop der jaren ook dingen verloren gegaan. Door de trek uit de stad naar de campus zijn wel eens zolders en kelders geruimd zonder kennis van zaken of historisch besef. ‘Mensen hebben vaak geen idee of iets de moeite waard is om te bewaren. Het verdween in de container, naar andere instellingen of kwam bij iemand thuis terecht. We hebben wel eens tekeningen van Indonesische plantenplagen gekregen van iemand die ze uit een container bij een vakgroep had gevist. Op Duivendaal was ooit een dierkundig museum. Er is een lijst uit 1894 van modellen van dieren, planten, onderdelen en organen uit dat museum. Het paard van Auzoux, nu bij de ingang van de bibliotheek, komt uit die collectie. Onlangs kwam nog het model van een schapenmaag boven water. Waar de rest is gebleven, weten we niet.’

Is WUR wel trots genoeg op het eigen erfgoed?

Dat kan beter, al verschilt het per kenniseenheid. Delftse ingenieurs bijvoorbeeld zijn veel trotser op wie ze zijn en wat ze aan instrumenten hebben ontwikkeld. Bouwkunde is natuurlijk ook heel tastbaar. In Wageningen zit de kennis veel meer in een productiewijze of een systeem. Dat is niet zo tastbaar. Je ziet dat ook aan de viering van ons eeuwfeest. Dat was niet gericht op wat we hebben bereikt, op onze geschiedenis, maar op wat we nu zijn en kunnen. Deels is dat jammer, want er gaat op die manier kennis verloren. De edelmanboor bijvoorbeeld, is nog een bekend begrip, maar de baak van Dieperinck, een landmeetkundig instrument, kent bijna niemand. We hebben er zelfs patent op.’

Speciale Collecties heeft een expo-ruimte in de leeszaal, die je niet meteen ziet. Is dat veelzeggend?

Ja, dat is jammer. Het idee is nu om in de verschillende gebouwen kleinere tentoonstellingen te maken, met op dat gebouw toegespitst materiaal. Dat was voordat corona toesloeg. 

Is het Dialogue Centre niet de plek voor WUR om het erfgoed te tonen?

‘Daar komen in ieder geval de portretten van rectoren die nu nog in de Aula hangen. Idem een aantal plaquettes die met de geschiedenis van de universiteit te maken hebben. We hebben ook gedacht aan een soort touchscreen tabletop, waar je digitaal de collectie kunt laten zien. Maar of het er komt, weet ik niet.’

Wat moet er nog meer gebeuren om Speciale Collecties zichtbaarder te maken?

‘Dat is een opdracht voor mijn opvolger Anneke Groen. We willen graag dat wetenschapshistorie een grotere rol gaat spelen. Dat we verhalen van WUR zichtbaarder gaan maken. Een voorbeeld. We hebben destijds een deel van de Krelage-bibliotheek geschonken gekregen. De rest is geveild. Ik heb onlangs de catalogus van die veiling gekocht. Krelage was een van de grote handelaren in bloembollen, die Nederland wereldwijd op de kaart heeft gezet als bloembollenland. Hij is eredoctor van WUR. Ik zou graag een verhaal over die collectie schrijven. Verder zou het natuurlijk leuk zijn als er toch een universiteitsmuseum komt, dat historie verbindt met het nu en de toekomst. Dat hoeft geen klassiek museum te zijn, zoiets kan ook digitaal.’

Missel’s persoonlijke Top 3 uit de collectie:

  1. Een kunstboek van Simon Schijnvoet, een landschapsarchitect en prentkunstenaar uit de 17-18de eeuw. Het is een album waarin hij naast eigen werk ook tekeningen van anderen bewaarde, zoals Alida Withoos. Ik heb op latere leeftijd geschiedenis gestudeerd en ben op haar afgestudeerd.’
  2. ‘Een eerste druk van Darwins boek The Different Forms of Flowers on Plants of the Same Species uit 1877. Het is een verzendexemplaar aan de Zwitserse professor Nägel. Achterin het boek is de adressering geplakt, in het handschrift van Darwin.’
  3. ‘Het Tulpenboek van bloemist P. Cos uit 1637. Onbetwist het hoogtepunt uit onze collectie. Een boek met internationale allure, dat regelmatig te leen wordt gevraagd voor tentoonstellingen. Het boek is aangekocht uit de Krelage-collectie.’

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.