Blauwtong bedreigt voortbestaan kleine schapenrassen

Het Wageningse Centrum voor Genetische Bronnen Nederland kan fokkers mogelijk helpen.
Het Fries melkschaap, een van de kleinere rassen waarvan het voortbestaan gevaar loopt door het blauwtongvirus  Foto Dierenbeeldbank/Jan Smit

De blauwtonguitbraak leidt niet alleen tot veel sterfte onder schapen, ook werpt de ziekte een schaduw over het dekseizoen. Bij de kleine rassen – getalsmatig, niet qua formaat – kan dat problemen geven: komt hun voortbestaan in gevaar? Resource sprak erover met Annemieke Rattink en Noelle Hoorneman van het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN).

Eindelijk daalt de temperatuur, eindelijk is het – voorlopig dan – gedaan met de knutten die het blauwtongvirus overbrengen. Noelle Hoorneman, naast onderzoeker bij CGN ook schapenhouder, weet uit ervaring hoe rampzalig een besmetting is: haar kudde skuddeschapen raakte dit najaar besmet. Van de 37 dieren verloor ze er 4. En dan is haar sterftepercentage nog relatief laag. Gemiddeld bezwijkt op besmette bedrijven zo’n 25 tot 30 procent van de dieren.

De gevolgen van de blauwtonguitbraak laten zich voelen. Sinds het virus begin september opdook in Nederland, zijn al meer dan 50.000 schapen eraan gestorven – meer dan 5 procent van de nationale schapenstapel. De uitbraak raakt ook de volgende generatie(s). Want geïnfecteerde dieren zijn vaak zo ziek dat hun fertiliteit eronder lijdt – en dat middenin het dekseizoen. Bij de grote productierassen zoals texelaars of swifter schapen leidt dat vooral tot financiële kopzorgen. Bij de kleine rassen staat er meer op het spel.

Hogere resistentie

Volgens Annemieke Rattink, hoofd van CGN’s cluster landbouwhuisdieren, treft deze blauwtongvariant alle schapenrassen. Wel lijkt het ene ras er gevoeliger voor dan het andere, al valt dat nog niet met zekerheid te stellen. ‘Uit de literatuur is bekend dat de oorspronkelijk uit Afrika afkomstige rassen een hogere resistentie hebben tegen verschillende blauwtongvarianten’, vertelt ze. ‘Daarnaast gaat er een theorie dat bepaalde rassen meer bewold zijn en daardoor minder makkelijk gestoken kunnen worden door knutten.’ Geografie kan echter ook meespelen, nuanceert ze. ‘Sommige schapenrassen komen vooral voor in bepaalde delen van Nederland en niet overal is de druk van blauwtong even groot.

Genetisch materiaal moet je verzamelen vóór een calamiteit, niet er middenin

Verder zijn mogelijk ook de leefomstandigheden van belang. Heideschapen leven bijvoorbeeld doorgaans op drogere zandgronden. Het zou kunnen dat daar minder knutten zijn en dus minder risico op besmetting.’

Enorme klap

Kan blauwtong het voortbestaan van de kleine Nederlandse schapenrassen in gevaar brengen? Rattink: ‘Sommige rassen, zoals het mergellandschaap, tellen maar een paar honderd dieren. Als 30 procent daarvan doodgaat, is dat een enorme klap.’ Bovendien is Nederland nog niet van het virus af, schetst ze. Als er nog geen vaccin is als de ziekte dit voorjaar weer oplaait, dreigt opnieuw hoge sterfte. ‘Van subklinische gevallen – schapen die wel besmet zijn geraakt, maar zonder waarneembare symptomen – lijkt namelijk niet of nauwelijks sprake te zijn. ‘Dat impliceert dat dieren alleen antistoffen opbouwen als ze ziek worden. En zieke dieren lopen volgens schapenhoudersbond NFSO een risico van wel 70 procent om eraan te sterven.’ Dat scenario kan kleine rassen grote problemen geven.

Hulp

Rasverenigingen en dierhouders die hun fokbeleid door blauwtong doorkruist zien worden, kunnen hulp krijgen van het CGN. Hoorneman: ‘We maken bijvoorbeeld populatieanalyses. Daarmee kunnen we de genetische diversiteit binnen een populatie vaststellen, en welke dieren de meeste of minste verwantschap met elkaar hebben. Op basis daarvan kunnen we schetsen welke opties fokkers hebben, desnoods met genetica van verwante rassen.’ Die ondersteuning is in principe kosteloos; het hoort bij de wettelijke onderzoekstaken van het CGN (zie kader). Daarnaast biedt het CGN hulp in de vorm van een genenbank, als back-up voor noodgevallen. Daar wordt al meer dan twintig jaar gestaag aan gebouwd. Ondanks de kaalslag die blauwtong momenteel aanricht onder schapen, is het CGN nu niet als een bezetene genetisch materiaal aan het verzamelen. Rattink: ‘Intuïtief wil je redden wat er te redden valt, zeker als je weet dat bepaalde dieren geslacht gaan worden. Maar genetisch materiaal moet je verzamelen vóór een calamiteit, niet er middenin: dat is te risicovol. We kunnen niet riskeren dat blauwtong in ons lab en in onze genenbank terechtkomt. Daarmee zouden we onze collecties van al die zeldzame oude rassen in gevaar kunnen brengen. Evenmin willen we riskeren onbedoeld bij te dragen aan verspreiding van het virus.’

Geen haalbare kaart

En er zijn meer belemmeringen. Hoorneman: ‘De NVWA hanteert momenteel strenge voorschriften voor transport van sperma. Sowieso is spermawinning bij schapen niet iets reguliers. Als het al gebeurt, dan gaat het om epididymaal sperma (gewonnen uit de teelballen van een geslacht dier, red.).

Sommige rassen tellen maar een paar honderd dieren

Die optie valt nu af, omdat de NVWA voorschrijft dat een donordier na een paar dagen opnieuw getest moet worden op blauwtong – maar het dier leeft niet meer. En ‘springen’, zoals bij koeien en paarden wel gebeurt, gaat niet werken: rammen zijn dat helemaal niet gewend. Alles bij elkaar opgeteld is sperma verzamelen nu geen haalbare kaart.’
Om toch een lichtpuntje te noemen: deze blauwtonguitbraak maakt wel glashelder hoe belangrijk de genenbank is en hoe waardevol het is dat individuele dierhouders eraan meewerken. Rattink: ‘Van een hoop schapenrassen hebben we gelukkig al sperma kunnen opslaan. Het vangnet is misschien nog niet zo groot als we graag zouden willen, maar er ís tenminste een vangnet.’

Over het CGN
Het CGN werkt aan het behoud van de genetische diversiteit van Nederlandse (inheemse) bomen, gewassen, landbouwhuisdieren en aquacultuursoorten (vissen, schelpdieren, zeewier). Het is een van WUR’s wettelijke onderzoekstaken (WOT).

Lees ook:



Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.