Van Mien Visser, de eerste vrouwelijke hoogleraar in Wageningen, hangt niets in de eregalerij in Omnia. Er is nooit een portret van haar geschilderd. Maar er is wel íets, ontdekte Resource eerder. Een levensverhaal.
Op Internationale Vrouwendag hing bestuursvoorzitter Sjoukje Heimovaara een spiegel aan de ‘mannenwand’ in Omnia. Een ludieke actie om de binnen WUR zo gewenste inclusiviteit te benadrukken. De eregalerij met portretten van hoogleraren en rectoren mist dat nu nogal dwingend. De spiegel symboliseert zelfreflectie. Als begin van die inclusiviteit had ze ook het werkje van Mien Visser op kunnen hangen. Want dat is er wél. In de opslagruimte van de commissie Kunst en Erfgoed van WUR staat sinds afgelopen najaar een schilderijtje. Eigenlijk een foto van Mien Visser, omgeven door een geschilderde rand. Wie het heeft gemaakt is niet bekend. Langs de rechterrand van het werkje staat ‘Labor sine nomine’ X III MCMLXIX, oftewel ‘Werk zonder Naam’ 10 maart 1969. Tekst en datum verwijzen naar een mijlpaal in de WUR-geschiedenis.
Op die dag sprak Mien Visser, een halve eeuw na het ontstaan van de Landbouwhogeschool, als eerste vrouw de Diesrede uit. Die rede ging uiteraard over haar vakgebied, de huishoudwetenschap. Het onbetaalde werk van de huisvrouw dus; werk dat geen naam heeft. Dat werk was zeker in haar tijd nog vooral de taak van de vrouw. En dat moest veranderen. Werk zonder naam moet volgens Visser ‘in de moderne maatschappij ons aller werk zijn, onverschillig of wij man of vrouw, gehuwd of ongehuwd zijn’. Met die laatste zin sloot ze haar betoog af. Dat was dus ruim vijftig jaar geleden. Die eerlijke taakverdeling in het huishouden is anno 2023 in veel Nederlandse huishoudens nog steeds een utopie.
Dochter
Dat de op 8 juni 1907 in Amsterdam geboren Clara Wilhelmina Visser hoogleraar Landbouwhuishoudkunde werd, is een bijzonder verhaal. Ze groeide op in de hoofdstad, waar ze na de hbs farmacie studeerde. Het huwelijk (in 1930) met Pieter Leonard Willinge Prins zorgde voor een wending. Hij was afgestudeerd in Wageningen en wilde boer worden. Het paar vertrok naar het Drentse Anloo en pachtte de ontginningsboerderij De Schipborg. ‘En zo kwam mijn moeder dus op het platteland terecht’, zegt haar dochter Clara (Ernestina) van den Ban. Zij groeide op de boerderij op, maar woont – 91 inmiddels – al 40 jaar op een steenworp van De Dreijen in Wageningen. In het huis dat haar moeder liet bouwen toen ze hoogleraar werd.
Het verhaal van haar moeder is online te vinden op Wikipedia en het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland van het Huygens Instituut. Visser werkte een tijdje bij een apotheek in Groningen, maar raakte al snel betrokken bij lokale organisaties die huishoudelijke voorlichting op het platteland gaven. Na de oorlog werd haar man Pieter burgemeester van Anloo. Mien zelf schopte het (in 1948) tot presidente van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen. Daarnaast was ze sinds 1949 Drents statenlid voor de PvdA. Pieter Willinge Prins overleed in 1950 tijdens een slipjacht.
Een schilderij maken was in die tijd al niet meer gebruikelijk
Mien Visser was intussen als bondsvoorzitter betrokken geraakt bij een verkenningstraject voor een academische studierichting Landbouwhuishoudwetenschappen in Wageningen. De Wageningse hoogleraar Ede Brouwer was in Amerika geweest en had daar kennis gemaakt met de studie Home Economics. Het leidde tot een studiereis naar Amerika, in de zomer van 1951, waar Visser als voorzitter van de bond ook deel van uitmaakte. Nog datzelfde jaar werd ze voorgedragen als hoogleraar voor die nieuwe studierichting aan de Landbouwhogeschool, een functie die ze van 1952 tot 1977 vervulde.
Onverwacht
En nee, een schilderij is nooit van haar gemaakt, zegt dochter Clara. ‘Dat was in die tijd al niet meer zo gebruikelijk.’ Zelfs een formeel afscheid, mogelijk het moment voor zo’n portret, zat er niet in: ze overleed onverwacht in het voorjaar van 1977. Een jaar later verscheen het boek Huishoudkunde in Nederland, een bundel essays van haar studenten, als postuum afscheidscadeau. Maar de dochter van Mien Visser heeft wel een paar mooie foto’s van haar moeder die Resource mag gebruiken. Als abonnee volgt ze het wel en wee op de campus op de voet. Net als haar vader studeerde Clara van den Ban ook in Wageningen. Zij begon in 1950 – nog vóór haar moeder hoogleraar werd – en studeerde in 1957 als een van de eersten bij haar af in de nieuwe studierichting. En trouwens, ook Mien’s kleindochter Greetje, dochter van Clara, studeerde in Wageningen. Geen huishoudkunde overigens, maar humane voeding.
Met die drie generaties studenten (vader-dochter-dochter) is nog niet het hele verhaal verteld. Mien Visser hertrouwde in 1959 met collega-hoogleraar Willem Frederik Eijsvogel (Weg – en Waterbouwkunde). Dochter Clara was toen net getrouwd met Jan van den Ban, een student landbouwplantenteelt. Hij werd in 1983 hoogleraar Cultuurtechniek in Wageningen. Diens broer Anne van den Ban (die van het gelijknamige Fonds) was daar op dat moment al bijna twintig jaar hoogleraar Voorlichtingskunde. En om het plaatje compleet te maken: ook Lies Visser, de een jaar jongere zus van Mien, bracht het tot het hoogleraarschap. Zij werd in 1947 in Groningen de eerste vrouwelijke hoogleraar Geschiedenis van Nederland.
Kunstcommissie
Clara van den Ban heeft nooit een academische carrière nagejaagd. Na haar studie stond ze een jaar voor de klas van de leraressenopleiding in Zetten. ‘Toen kregen we de kinderen en ben ik allerlei bestuurlijk vrijwilligerswerk gaan doen.’ Dat besturen zat er in de studententijd al in. In het boek Vrouwen, Wageningen en de Wereld staat een foto afgedrukt waarop ze in 1952 haar moeder feliciteert met haar inaugurele rede. Ze is dan praeses van de vrouwenstudentenclub WVSV.
Het werkje dat de kunstcommissie in bezit heeft, kent Clara van den Ban wel. Een afdruk staat op haar werkkamer. Ze kreeg het destijds van de maker van het origineel, maar weet niet meer wie dat was. Ze is wel stellig dat het werkje niet in 1969 is gemaakt, toen de Dies-rede werd uitgesproken. ‘Het is gemaakt toen de vakgroep van de Dreijenborch naar de Leeuwenborch verhuisde.’ Dat was in 2007. Het origineel heeft daar tot voor kort gehangen in de kamer van een hoogleraar.