‘Iedereen kent wel van die situaties dat je achteraf denkt: wat gebeurde hier nou?’

Interview met KNAW-commissievoorzitter Naomi Ellemers over de gids ‘Sociale veiligheid in de Nederlandse wetenschap’
Een detail uit de omslag van de KNAW-gids 'Sociale veiligheid in de Nederlandse wetenschap' Een detail uit de omslag van de KNAW-gids ‘Sociale veiligheid in de Nederlandse wetenschap’.

Intimidatie, discriminatie, wangedrag, pesten, ongewenste avances… Sociale veiligheid in de wetenschap is een gevoelig onderwerp. De slachtoffers voelen zich niet gehoord, de daders snappen vaak niet wat ze verkeerd hebben gedaan en omstanders weten zich geen raad.

‘Er is veel ongemak, mensen zijn snel bang om het verkeerd te doen’, zegt gedragswetenschapper Naomi Ellemers, universiteitshoogleraar in Utrecht. Ze leidde de KNAW-commissie die het kabinet moest adviseren over sociale veiligheid in de academische wereld. Die commissie wilde niet de zoveelste papieren tijger opleveren, maar koos ervoor een praktische gids te schrijven, met aandacht voor de context van sociale onveiligheid, individuele ervaringen én praktische handreikingen, inclusief ‘eerste hulp bij ongelukken’. Gisteren nam onderwijsminister Dijkgraaf de gids in ontvangst.

De KNAW-gids benadrukt dat sociale veiligheid, net zoals wetenschappelijke integriteit, een doodgewoon onderwerp zou moeten zijn in de academische wereld. ‘Verschillende incidenten laten zien dat academische vrijheid en wetenschappelijke integriteit in gevaar kunnen komen wanneer de sociale veiligheid niet op orde is’, aldus het stuk. En wacht vooral niet tot er iets misgaat, luidt het advies. ‘Een brandweeroefening doe je ook voordat er brand uitbreekt.’

Wat hoopt de commissie te veranderen met het rapport?
Ellemers: ‘We bieden, als het goed is, een vernieuwend inzicht. Er is veel geschreven over slachtoffers, in de hoop dat mensen iets gaan veranderen als ze doorhebben dat er een probleem is. Maar dat is niet genoeg. Zelfs als mensen op invloedrijke posities het belangrijk vinden om hierin te investeren, weten ze niet altijd hóe ze dat kunnen doen. Daarmee hopen we ze op weg te helpen.’

Je loopt al een poosje mee in de wetenschappelijke wereld. Heb je zelf sociaal onveilige situaties meegemaakt?
‘Ja, natuurlijk.’

Als slachtoffer, omstander of misschien zelfs dader?
‘Alle drie.’

Daar vertel je liever niet over?
‘Het zou het niet daarover moeten gaan. In ons advies nemen we persoonlijke ervaringen wel als uitgangspunt, maar we willen vooral de structuren van zulke problemen laten zien, en hoe je ze op kunt lossen. Vanuit de gedragswetenschappen is daar al veel over bekend. Toch komen mensen vaak niet op het idee om die informatie op te zoeken. Ze denken al snel: we zijn allemaal mensen, dus ik weet wel hoe het werkt.’

Is werken aan sociale veiligheid dan zo moeilijk?
‘Kennelijk wel, anders zou het vaker gebeuren. Het is een onderwerp dat mensen al snel afschrikt. Niet voor niets hebben we het woord ‘moeten’ zoveel mogelijk vermeden, want daar word je niet blij van als je het leest. Dan denk je niet handenwrijvend: ik ga er morgen mee aan de slag.’

Een persoonlijk voorbeeld kan wel illustreren waarom het onderwerp zo belangrijk is.
‘Goed dan. Op het eerste internationale congres waar ik mijn proefschrift presenteerde, was er een hoogleraar die zei dat hij mijn onderzoek zo interessant vond. Hij nodigde mij uit op zijn hotelkamer om erover door te praten. Pas op het laatste moment bedacht ik: dit is helemaal geen goed idee.’

Wat akelig.
Ze is even stil. ‘En toen voelde ik me héél dom. Hoe kón ik ook maar een seconde denken dat deze hoogleraar interesse had in mijn werk? Dat is een van de gevolgen: het ondermijnt je zelfvertrouwen. Je hebt zelfs mannen die dat bewust gebruiken om je op je plek te zetten: je denkt toch niet dat wij jou serieus gaan nemen, meisje? Aan het begin van je loopbaan ben je nu eenmaal onzeker en kwetsbaar.’

Aan de gevolgen voor het zelfvertrouwen had ik nog niet gedacht.
‘Daar is uitgebreid onderzoek naar gedaan. Zo’n ervaring kan er zelfs voor zorgen dat vrouwen lager gaan scoren op een IQ-test. Het is lang geleden, maar nu je ernaar vraagt, word ik er meteen weer emotioneel van. Vrouwelijke wetenschappers van mijn generatie hebben bijna allemaal wel zoiets meegemaakt. Ze hadden de keuze: de wetenschap verlaten of het diep wegstoppen. Iedereen die is overgebleven, heeft dat laatste gedaan.’

Je bent toch bang dat je de zure bitch bent die zo nodig de sfeer moet verpesten

Je bent ook omstander geweest, zeg je. Hoe ging dat?
‘Iedereen kent wel van die situaties dat je achteraf denkt: wat gebeurde hier nou? En dat je ’s avonds opeens weet wat je had kunnen zeggen. Zo gaat het bij mij meestal ook, maar ik kan me goed herinneren dat ik één keer meteen iets zei en echt trots was op mijzelf. Iemand maakte een stomme grap ten koste van een ander, ik zei er iets van en het antwoord was gewoon: ‘Goed, dat moeten we niet meer doen.’ Niks aan de hand. Maar het blijft moeilijk. Je bent toch bang dat je de zure bitch bent die zo nodig de sfeer moet verpesten. Daarom is het belangrijk om van tevoren te bedenken hoe je het kunt aankaarten als zoiets gebeurt. Het is een van de redenen waarom je op de werkvloer geregeld over dit soort situaties moet praten. Dan ben je beter voorbereid.’

En je bent dus zelfs dader geweest?
‘Het probleem met een machtspositie is dat je letterlijk een ander beeld van de werkelijkheid hebt dan degenen die van jou afhankelijk zijn. Letterlijk. Je kunt het zelfs in de hersenen aantonen. Je maakt daardoor een heel andere indruk dan je denkt. Ik hoor bijvoorbeeld wel eens dat mensen mij intimiderend vinden, ook al heb ik dat zelf niet door.’

Kun je een voorbeeld geven?
‘Een promovendus van mij had een paar weken aan een bepaalde analyse gewerkt en ik vond dat nogal lang. ‘Ben je dáár al die tijd mee bezig geweest?’, vroeg ik. Ik stond er niet bij stil dat het een nieuwe analyse was, waarvoor veel uitzoekwerk nodig was. En ik ben ook weleens gestrest, of ik heb slecht geslapen, of ik krijg een rotbericht in de privésfeer.’

Ben je al met al een goede leidinggevende?
‘Dat is dus het probleem: dat kán ik niet weten. Ik ga ook niet zeggen dat ik alles goed doe, want iedereen maakt fouten, maar ik moedig mensen aan om mij op tekortkomingen te wijzen. Dat doen ze ook: de tweede begeleider van die promovendus vertelde dat mijn opmerking nogal hard was aangekomen, zodat ik mijn excuses kon aanbieden. Je moet actief tegensturen, in plaats van te vertrouwen op je eigen gevoel. Ik vraag vaak aan mijn medewerkers: wat heb jij van mij nodig om je werk goed te doen?’

Dit KNAW-advies lijkt niet op kwaadwillende mensen gericht, maar die zijn er vast ook.
‘Ja, maar misschien wel minder dan je denkt. We spraken verschillende mensen die beschuldigd zijn van wangedrag en allemaal waren ze heel emotioneel. Ze waren geschokt, ze dachten dat ze het goed hadden gedaan, ze hadden nooit gehoord dat er een probleem was en ineens moesten ze met vervroegd pensioen.’

Maar ze hadden dus wel wangedrag vertoond.
‘Soms kunnen ze het zelf niet goed inschatten, en soms weten ze gewoon niet beter. Leidinggevenden zeggen zelfs weleens tegen elkaar: je moet af en toe flink boos worden, je moet ze onzeker houden, dan gaan ze harder werken. Maar dan maak je mensen ook gestrest en neurotisch. Het zijn achterhaalde ideeën over leiderschap, die ik ook vaak genoeg tegenkom als ik onderzoek doe bij grote organisaties.’

In een kennisinstelling denken we al snel: mensen zijn slim genoeg, we hoeven het hier niet over te hebben

Hoe kun je daar iets aan veranderen?
‘Door leidinggevenden beter voor te bereiden op hun taak. In een kennisinstelling denken we al snel: het gaat alleen over de inhoud, mensen zijn slim genoeg, we hoeven het niet over sociale dingen te hebben. Sowieso letten we bij het selecteren en bevorderen te weinig op sociale vaardigheden. Laatst zei iemand nog tegen me: ‘Ik ben toch geen sociaal werker?’ Maar de sociale kant van de zaak is ook belangrijk – zeker als je een team wilt aansturen. Dus ook daarin moeten mensen zich kunnen ontwikkelen.”

Omgekeerd zijn bepaalde mensen nogal teergevoelig.
‘Dat kun je als leidinggevende moeilijk inschatten. Iets wat je zelf onbeduidend vindt kan hard aankomen en kleine incidenten kunnen zich opstapelen. Daarom moet je zorgen dat de sociale veiligheid goed georganiseerd is en dat mensen met elkaar over deze situaties kunnen praten. En stel dat je een of andere briljante hork hebt, een geweldige wetenschapper die extreem slecht communiceert, dan kun je die helpen door er mensen als een supportsysteem omheen te zetten. Dat lijkt misschien kostbaar en inefficiënt, maar kijk ook eens naar de verborgen kosten van jonge, in de knop gebroken wetenschappers of naar de kosten van een procedure als er eenmaal een klacht komt.’

Machtsverschillen zullen wel blijven bestaan. Is het dan niet onvermijdelijk dat er problemen blijven opduiken?
‘Enerzijds is dat zo. Er zijn veel jonge, getalenteerde mensen en er zijn maar een paar poortwachters die bepalen wie er wel of geen kans krijgt. Wie er doorheen komt, zegt vaak: tegen mij waren ze heel aardig. Maar hoe gaan ze met de anderen om? Als er iets aan de hand is, helpt het meestal niet om ergens anders te gaan werken, want je kunt die poortwachters niet zo makkelijk ontlopen. Bijna iedereen is hypergespecialiseerd. Je bent een jaar of 30 voordat je volledig gekwalificeerd bent en uiteindelijk kunnen maar een paar mensen op de hele wereld je werk echt op waarde schatten. En kijk, dan loop je weer tegen diezelfde editor aan. Wel of geen aanbevelingsbrief van een collega aan de top van het vakgebied kan ook veel verschil maken. Als je aan die invloed wilt ontsnappen, moet je de wetenschap verlaten.’

Maar anderzijds kun je dus toch bepaalde valkuilen vermijden?
‘Het vraagt een structurele aanpak binnen de organisatie. Als ik jou één keer vertel hoe machtsverschillen werken, kun je dan alle problemen vermijden? Nee, zo werkt het niet. Als je bijvoorbeeld één keer een training over bias volgt, betekent dat ook niet dat je daarna iedereen objectief kunt beoordelen.’

Alles wat je goed wilt kunnen, moet je oefenen?
‘En onderhouden. Er ontstaan altijd weer nieuwe inzichten. Zo kunnen we een professionaliseringsslag maken.’

Maar als je nog een stapel tentamens moet nakijken en toch al nauwelijks aan je onderzoek toekomt, heb je dan wel zin om een dag met je collega’s te praten over sociale veiligheid?
‘Je zou liever ieder dubbeltje aan onderzoek uitgeven en ieder uurtje daaraan besteden. Dat snap ik wel. Maar kijk hoeveel die problemen kosten als het toch misgaat. Er is zoveel tijd en geld mee gemoeid, we kunnen eigenlijk niet anders dan aan preventie doen. Misschien gaat het nu goed en krijg je volgend jaar een postdoc met andere opvattingen in je team, zodat er toch spanningen ontstaan. Moet je er dan pas over nadenken?’

Hebben leidinggevenden er wel zin in?
‘Het wordt al snel als een moetje gezien. Dat horen we ook wel in onze gesprekken. Je kunt het natuurlijk over de heg gooien en ergens een training inkopen, terwijl je je niet afvraagt wat er nu eigenlijk nodig is: zo, dat hebben we ook weer gehad en nu gaan we door met echte werk. Maar dan is het niet waardevol, dus dat willen we echt voorkomen. Het kost tijd om ermee aan de slag te gaan, maar het levert ook wat op. Want nu maken we óók kosten. Die komen bijvoorbeeld voor rekening van de buitenlandse onderzoeker die zich niet op zijn gemak voelt en toch maar weer ergens anders gaat werken. Zijn die mensen niet ambitieus genoeg, kunnen ze hier niet aarden? Of verliezen we talent omdat wij niet bieden wat ze mogen verwachten?’

Hoe vallen problemen met cultuurverschillen te ondervangen?
‘Uiteindelijk ga je verschillen niet ondervangen, maar je kunt wel leren om op een betere manier perspectieven en inzichten te delen. Als je goed op elkaar ingespeeld bent, heb je soms aan een half woord genoeg om elkaar te begrijpen, maar in een internationaal team kun je daar niet bij voorbaat van uitgaan.’

Aan de afhandeling van klachten kan ook nog het nodige verbeteren?
‘Je moet in elk geval goed communiceren en duidelijk maken wat je ermee doet. In de gesprekken die we voerden hoorden we vaak: als iemand sorry had gezegd, had het al enorm geholpen. Slecht communiceren maakt alles erger. Dat is makkelijk te vermijden, zou je zeggen, maar het belang ervan wordt nog steeds enorm onderschat.”

Slecht communiceren maakt alles erger

Je was in 2015 een van oprichters van Athena’s Angels. Is er sindsdien iets veranderd in de wetenschap?
‘Soms denk ik dat er veel veranderd is, soms dat er niets veranderd is. Ik dacht weleens: oké, ik ben een pionier, ik ben hier de eerste hoogleraar die zwanger is, natuurlijk is er niet nagedacht over het zwangerschapsverlof van hoogleraren, maar de generatie na mij zal het beter krijgen. Dan is het wel droevig dat precies dezelfde dingen tien of twintig jaar later nog steeds spelen. Aan de andere kant is het hoopgevend dat er nu zoveel over gesproken wordt, ook door mensen op machtige posities.’

Naomi Ellemers
Naomi Ellemers. Foto Jack Tillmanns

Naomi Ellemers is gedragswetenschapper en is als universiteitshoogleraar verbonden aan de Universiteit Utrecht. Ze won in 2010 de Spinozapremie, de hoogste onderscheiding in de Nederlandse wetenschap, en is een van de vier oprichters van Athena’s Angels, een actiegroep die seksisme in de Nederlandse wetenschap aan de kaak stelt.

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.