PhD vraagt (te) lange adem

Bijna 10 procent van de PhD'ers stopt binnen vier jaar.
Zo’n 22 procent van de WUR-promovendi na tien jaar gestopt of nog niet klaar. Foto: Guy Ackermans

Promoveren is het toegangsbewijs tot een carrière in de wetenschap, zo is de gedachte. Maar het vierjarige traject van onderzoek, data-analyse en publiceren valt veel mensen zwaar. Na vier jaar jaar blijkt ruim 9 procent te zijn gestopt. Veel anderen zijn jaren langer bezig dan vier jaar. Hoe komt dat? En wat kan WUR doen om PhD’ers beter te begeleiden?

‘Je promotietraject afbreken is geen makkelijke keuze. Ik heb er lang over getwijfeld. Het gaat niet alleen om jezelf. Je weet dat je de vakgroep met een probleem achterlaat als je halverwege stopt.’ Viola stopte na drie jaar met haar PhD. De belangrijkste reden daarvoor was praktisch: ze raakte zwanger en mocht het lab niet meer in omdat ze met giftige stoffen werkte. Ook borstvoeding geven bleek niet te combineren met labwerk. ‘Dat dat zoveel impact zou hebben, had ik niet verwacht. We hebben toen nog iemand anders gevraagd om het praktische werk te doen, maar die persoon kon dan weer niet het denkwerk doen dat daarbij hoorde. Uiteindelijk was deze werkwijze verschrikkelijk tijdrovend.’ Viola liep zoveel vertraging op, dat ze uiteindelijk besloot dat het beter was te stoppen.

Je weet dat je de vakgroep met een probleem achterlaat als je halverwege stopt

Niet genoeg vooruitgang

WUR houdt gegevens over promovendi bij in de database Promis. Daaruit blijkt dat bijna 14 procent van de PhD’ers die de afgelopen twaalf jaar zijn gestart, vroegtijdig stopten. 52 procent daarvan deed dat tijdens het go/no-go-moment, zo’n 12 maanden na aanvang. De belangrijkste redenen voor stoppen op dat moment zijn ‘niet genoeg voortgang’, ‘het project is niet motiverend genoeg’, en ‘gebrek aan de vereiste academische houding.’

Ruim de helft van de stoppers doet dat dus na minder dan 1,5 jaar. Is dat erg? Saskia de Boer, beleidsmedewerker bij het Dean of Research Office: ‘Het go/no-go-moment is juist in het leven geroepen om promotietrajecten die weinig kans van slagen hebben op tijd te stoppen. Het is natuurlijk sneu als je eraan begonnen bent en het blijkt niet goed te gaan. Aan de andere kant voorkom je misschien wel een hoop persoonlijk leed in een latere fase.’

‘Niet genoeg vooruitgang’ is overigens ook in die ‘latere fase’ de belangrijkste reden om te stoppen (in ruim 40 procent van de gevallen). Verder wordt ziekte vaak genoemd (bijna 15 procent) en ‘het project is niet motiverend genoeg’, ‘persoonlijke redenen’, ‘met een andere baan gestart’ of ‘geen contact meer met PhD’er’.

Kortsluiting

‘Niet genoeg voortgang’ en ‘persoonlijke redenen’ zijn verzameltermen waar veel verschillende persoonlijke verhalen achter zitten. Vera (niet haar echte naam) stopte officieel omdat ze niet ver genoeg was met haar onderzoek. ‘Ik begon mijn PhD ongeveer een jaar voordat de coronapandemie losbrak. Ik had een beurs gekregen, wilde graag naar Wageningen en vond vrij makkelijk een begeleider. Achteraf gezien had ik misschien verder moeten kijken, want er was niet echt een klik tussen ons. Als ik vragen stelde zei hij ontmoedigende dingen als ‘zelfs een masterstudent kan dit, waarom jij niet?’ Dat zorgde ervoor dat ik last kreeg van het imposter syndrome: ik voelde me incapabel vergeleken met andere promovendi om me heen. Toen we bij de eerste coronalockdown thuis gingen werken, verergerde de situatie. Ik had last van stress, in mijn persoonlijke leven ging het niet goed en door de reisrestricties kon ik mijn familie niet zien. Die combinatie leidde bij mij tot angstklachten, waar ik voor in therapie ging. De therapeut zei dat die angst een soort kortsluiting in mijn hersenen veroorzaakte, waardoor helder denken moeilijk was. Laat dat nou net zijn wat je nodig hebt om onderzoek te doen.’

Aan het begin van Vera’s derde jaar had ze nog geen artikelen gepubliceerd. De begeleiders stelden een deadline, drie maanden later moest er een artikel liggen. ‘In die tijd ging het gelukkig beter met me. Ik was gemotiveerd, durfde vragen te stellen, zat lekker in mijn onderzoek. Maar die deadline haalde ik niet.’ Het PhD-traject werd stopgezet. ‘Ik was erg verdrietig. Niet alleen had ik voor mijn gevoel gefaald, ik moest ook nog eens het volledige bedrag van de beurs terugbetalen. En dat terwijl mijn begeleiders ook wel wat te verwijten valt.’

Tienjarenplan

Naast de groep stoppers, is er ook een flinke groep (7,9 procent) ‘eeuwige PhD’ers’, die na tien jaar nog steeds bezig zijn. Beleidsmedewerker De Boer: ‘Dat zijn deels mensen die alles gedaan hebben, het onderzoek, de data-analyse, maar die het proefschrift niet afmaken. Zonde. Niet alleen voor de promovendi zelf, ook voor de begeleiders en de universiteit. Als iemand succesvol promoveert komt er een promotievergoeding vanuit de overheid. Als iemand jaren begeleiding heeft gehad en er is geïnvesteerd in het onderzoek, alleen dat proefschrift wordt niet afgerond, dan is dat zuur.’

Lucas (niet zijn echte naam) is zo’n langpromoveerder. Hij startte tien jaar geleden als gast-PhD’er, waarbij je onderzoek doet naast een andere baan. ‘Ik dacht, dit is een kans die je één keer in je leven krijgt, ik zei meteen “ja”. Ik kreeg er tijd voor bij mijn andere baan en er waren al data die ik kon gebruiken. Maar het viel tegen. Die ene dag per week, dat werkt gewoon niet efficiënt. Bovendien had ik me er op verkeken hoe geschikt de data die er al lagen waren.’

Ik probeerde die PhD in een ruimte in mijn leven te proppen die er niet was

Na zeven jaar kreeg Lucas een andere baan. ‘Ik had nog steeds de intentie om het onderzoek af te maken. Toen kreeg ik een burn-out. Dat had ook te maken met mijn persoonlijke leven: ik was intussen getrouwd, had een huis gekocht, kinderen gekregen. Ik probeerde die PhD in een ruimte in mijn leven te proppen die er niet was. Op een gegeven moment heb ik mijn promotor verteld dat ik het niet ging redden en met een burn-out thuis zat. Dat kwam niet helemaal binnen. Hij zei: “Als je het af wilt maken, moet je wel een beetje opschieten, want ik ga binnenkort met pensioen.” Lucas is nog steeds van plan zijn proefschrift af te ronden, al wil hij daar geen datum op plakken. ‘Ik ben bang dat als ik vol inzet op het proefschrift schrijven, ik weer een terugval krijg. Dat wil ik koste wat kost voorkomen.’

Wat kan beter?

Uiteindelijk is zo’n 22 procent van de WUR-promovendi na tien jaar gestopt of nog niet klaar (het landelijk gemiddelde ligt overigens nog hoger). Is dat niet een teken dat er iets mis gaat in de begeleiding? Wat zijn verbeterpunten? Anouk van Breukelen van de PhD-council somt op: ‘Betere richtlijnen voor hoeveel tijd er besteed mag worden aan lesgeven en het begeleiden van studenten. Dat verschilt enorm per vakgroep. Sommige PhD’ers begeleiden één student, anderen zes. Niet iedereen weet dat het mogelijk is contractverlenging te krijgen als je veel tijd kwijt bent aan begeleiding. Verder: duidelijkheid over het aantal hoofdstukken dat in een proefschrift moet. De standaard is vier, maar veel mensen weten niet dat dat geen wettelijk vereiste is.’ Lucas denkt dat er meer gestuurd moet worden op afronden binnen vier jaar. ‘Want daarna vervalt de financiële vergoeding en moet je op eigen kosten doorgaan, vaak in avonduren en weekends. Dat is niet gezond.’

Je hebt er een hele lange adem voor nodig, zelfs als alles goed gaat

Hoe dan ook is een PhD een flinke kluif. Viola: ‘Als PhD-student bijt je je vier jaar lang helemaal vast in één onderwerp. Daar heb je wel echt een hele lange adem voor nodig, zelfs als alles goed gaat. En als het tegenzit, of je hebt geen concreet resultaat, dan vraag je je al snel af: waar doe ik het eigenlijk voor? Voor een rapportje dat ergens in een la belandt?’

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.
  1. Misschien moeten de eisen voor instroom naar wetenschappelijk onderwijs verhoogd worden. De eisen aan promotie projecten en de begeleiders verhoogd worden. In plaats van alle eisen omlaag schroeven en meer begeleiding regelen. Wetenschap is topsport, de concurrentie is moordend. Als men de promotie al niet trekt, zal men de dagelijks praktijk in de wetenschap niet overleven en zal men gewoon een burnout krijgen, maar dan nu met een doctorstitel.

  2. Uiteindelijk betekent het zijn van een promovendus iemand die naar eigen kunnen onderzoeksideeën verwezenlijkt van een groep promotors die verantwoordelijk is over het project. Het zou ook kunnen betekenen dat