In gesprek met Louise O. Fresco

WUR-bestuursvoorzitter Fresco spreekt drie WUR’ers over oa blended working, onderwijs en bedrijfsleven.
Martina Lazzarin (ML), Ruud Bink (RB), Renee Rooijakkers (RR) en Louise Fresco (LF). Illustratie Studio Geniek

Het academisch jaar zit erop en in september lijken we de lockdown achter ons te laten. Resource vroeg WUR-bestuursvoorzitter Louise Fresco met twee WUR-medewerkers en een student in gesprek te gaan over onder meer blended working, onderwijs en de samenwerking met het bedrijfsleven.

Mogen wij je voorstellen: Martina Lazzarin (ML), onderzoeker bij Plantenwetenschappen; Renee Rooijakkers (RR), masterstudent Food Technology en Ruud Bink (RB), adviseur Netwerk Ecologische Monitoring. Ze vormen met z’n drieën een (zij het grofmazige) vertegenwoordiging van de WUR-gemeenschap. Tijdens het – online – rondetafelgesprek (gehouden voor de persconferentie van 18 juni, red.) gingen de vier deelnemers een klein uur met elkaar in gesprek, geen vraag werd geschuwd. En uiteraard deed Resource af en toe ook een duit in het zakje…

WUR gaat geen regels voorschrijven over blended working

Louise Fresco (LF) ‘Ik ben onder de indruk van de inzet en de betrokkenheid van WUR’ers het afgelopen jaar. Tijdens een lockdown geeft niemand je een fysiek klopje op de schouder, zo van: “Je hebt het goed gedaan”. Ik heb gezien dat collega’s zichzelf moesten motiveren: docenten, studenten, onderzoekers, de ondersteuners; we hebben veerkracht getoond. Die veerkracht wordt nu de drijfveer waarop we verdergaan, voor blended working bijvoorbeeld, dus het deels thuis werken. Ik hoor dat veel collega’s voordelen zien van niet altijd op de werkplek of op de campus hoeven zijn. Bovendien helpt blended working bij het terugdringen van CO₂ omdat we minder reizen en we behouden energie omdat we niet vijf dagen per week in de auto of de trein hoeven te zitten.’

RB ‘Hoe gaan we blended working voor elkaar krijgen?’

LF ‘WUR gaat geen regels voorschrijven. Want elk team is uniek, denk alleen al aan labwerk, dat kan niet vanuit huis. Het is belangrijk dat we een flexibel systeem creëren. Denk aan online overleggen naast fysiek afspreken en wandelen, managing by walking around. Verder moeten we aandacht hebben voor de medewerkers en studenten die thuis geen goede werkplek kunnen creëren; WUR en de leidinggevenden moeten passende oplossingen vinden die goed zijn voor het individu én de groep. Er komt geen one solution fits all.’

We willen studenten het gevoel teruggeven dat je aan een universiteit studeert

RR ‘Is WUR klaar voor de studenten die terugkomen naar de campus en voor blended working?’

LF ‘Ja, maar veel hangt ook af van de overheid. Met hoeveel mensen mogen we tegelijk werken? Blijft de anderhalve-meter-regel? Dat weten we nog niet. Voor ons blijven hygiëne-maatregelen belangrijk: handen wassen heeft effect. We zullen in de nieuwe werkelijkheid moeten groeien. We houden daarbij ook rekening met een nieuwe opleving van het virus. In de meeste gebouwen is er voldoende ruimte, zeker met het nieuwe onderwijsgebouw Aurora erbij. Maar ik ben benieuwd: hoe zien jullie blended working?’

RB ‘Anderhalf jaar geleden had ik gezegd: nooit… Maar nu denk ik er anders over. Ik kan thuis sneller werken dan ik dacht, maar het is ook vermoeiend door die voortdurende focus op het scherm en het steeds wisselen van taal en onderwerp. Hoe het is om deels thuis en deels op de campus te werken, moet ik ervaren.’

ML ‘Voor mij werkt blended werken goed. Als ik experimenten moet doen, kom ik naar de campus; als ik mij moet kunnen concentreren, werk ik thuis. Een punt van aandacht: veel van mijn collega’s komen uit het buitenland en uit landen waar corona nog steeds erg aanwezig is. Zij hebben hun familie al meer dan een jaar niet gezien en hebben daar last van. Waar ik persoonlijk naar uitkijk nu er weer meer vrijheid komt, zijn de conferenties, de symposia, het reizen. Die zijn brandstof voor de geest. Online werken kan dat nooit vervangen.’

RR ‘En onderwijs, Louise, hoe zie je de toekomst daarvan?’

LF ‘Mijn eerst punt van zorg zijn de studenten die vorig jaar zijn begonnen en die amper weten hoe het leven en studeren op de campus is. We moeten zorgen dat zij hun studie goed oppakken na een jaar corona-onderwijs. Want “leren om te studeren” hoort ook bij onderwijs. En ook voor de nieuwe eerstejaars gaan we de tijd nemen, daar zijn de student-coördinatoren intensief bij betrokken. We hebben geluk dat het nieuwe onderwijsgebouw Aurora net op tijd klaar is. Het is een ruimtelijke omgeving met hoge plafonds, waardoor mensen elkaar kunnen ontmoeten, ook als er toch nog restricties zijn. We willen studenten het gevoel teruggeven dat je aan een universiteit studeert. Ik ben ervan overtuigd dat onze coördinatoren, en uiteraard ook de docenten, goede en passende oplossingen voor deze groep zullen vinden.’

R ‘Het aantal aanmeldingen van nieuwe bachelorstudenten stond medio maart nog op min 15 procent. In de wandelgangen hoorden we dat niet iedereen dat een probleem vond. Inmiddels is het aantal aanmeldingen weer op peil, maar hoe erg zou het zijn als het wat minder werd?’

LF ‘Groei is voor WUR geen doel op zich. Maar wij hebben hier wél studies die essentieel zijn voor natuur en gezondheid, daarvoor wil je voldoende studenten. Een slow growth die te managen is. En die zien we ook. We willen bijvoorbeeld niet dat er alleen maar voor de studie AI (Artificial Intelligence, red.) wordt gekozen. Natuurlijk zijn sommige studies populairder dan andere, maar over het algemeen is het bij ons in balans. Dat is ook goed, omdat wij willen dat studenten van allerlei disciplines met elkaar in contact komen.’

RR ‘Welke lessen hebben we geleerd van online onderwijs? Blijft blended learning?’

LF ‘Onze docenten zijn erg creatief geweest. Ik zag een docent die een minilab naar zijn studenten stuurde per post en ik hoorde over practica op afstand. We moeten kijken naar waar wat goed werkt. In elk geval kun je niet bij WUR afstuderen als je niet een groot deel van je studie op de campus bent geweest. Want het gaat ook om academische vorming. We willen mensen afleveren die nadenken over issues als milieu en voeding en over hoe we de natuur gebruiken. Dat leer je op de campus en met elkaar. Een deel kan daarbij blended zijn. Daarmee verminder je ook reistijd voor Nederlandse studenten en je helpt buitenlandse studenten die vanwege corona nog huiverig zijn om te reizen. Een volledig Wageningen-online als substituut voor de hele studie zie ik nooit gebeuren.’

ML ‘Je noemde AI, die studenten zijn onder meer goed in programmeren. Hier in Wageningen is alles gemixt, dus ik zie hen samenwerken met studenten die andere vaardigheden hebben. Ze leren samenwerken. Moet dat in de toekomst in onderzoeksteams ook zo blijven, die combinatie van vaardigheden?’

LF ‘Je kunt niet generaliseren, maar mijn ervaring is dat de beste teams, de teams zijn waar disciplines elkaar aanvullen. Waarin mensen van elkaar leren en unieke perspectieven delen. Maar als je niks van programmeren weet, dan is het bij sommige onderwerpen lastig om deel te nemen. Je hebt wel basiskennis nodig. Niet iedereen hoeft een AI-expert te worden, maar alleen al door er iets van te weten, wordt het gesprek interessanter.’

ML ‘Hierop aansluitend: ik heb het idee dat toegepaste wetenschappen minder wetenschappelijk worden gevonden dan fundamentele wetenschappen. Je ziet dat ook in beoordeling door journals en de ratings. Is het een wetenschappelijker dan het ander?’

LF ‘Zeker niet. Praktische problemen uit de toegepaste wetenschappen kunnen een fantastisch fundamenteel probleem blijken te zijn. En vice versa, denk aan crispr-cas. Daardoor ontstaat samenwerking tussen Wageningen Research en de universiteit. Die kruisbestuiving is belangrijk en daar geloof ik in. Maar het beoordelen van wetenschappers – en medewerkers in het algemeen – moet wel breder dan alleen op basis van publicaties en subsidies. Er moet ook waardering zijn voor onderwijs, de impact van het onderzoek en de rol van onderzoekers in de samenleving. Een onderzoeker die naar een middelbare school gaat en een bevlogen verhaal houdt over een Wagenings onderwerp, kan geweldige impact hebben op jonge mensen. Dat kun je niet vergelijken met een wetenschapper die veel publiceert in een magazine met een hoge ranking. We moeten naar alle dimensies kijken waar we impact hebben.’

Groei is voor WUR geen doel op zich

R ‘Hoe ziet de toekomst van WUR eruit? Wat zijn de zorgen, waar kijk je naar uit?’

LF ‘We zijn ons strategisch plan aan het evalueren, dus het is te vroeg om concrete uitspraken te doen. We hebben ons afgelopen weken gebogen over de vraag: hebben onze ideeën impact? Veel gaat de goede kant op. Bijvoorbeeld het samenwerken binnen WUR op onderwerpen als circulaire landbouw of biodiversiteit. Hieraan wordt een vervolg gegeven in Resource, als het aan mij ligt. Het gaat overigens niet alleen over wat wij doen. De wereld om ons heen verandert. Corona heeft de kracht van wetenschap laten zien – door snel het genoom te analyseren, door snel een vaccin klaar te hebben –  maar er is ook wantrouwen ontstaan in de wetenschap. De gepolariseerde reacties op social media, daar hebben wij zeker ook mee te maken. Ook zijn er breed gedragen zorgen over de toekomst, waar gaan we naartoe met de wereld? Dat wordt een belangrijk deel van het debat vanaf september.’

RB ‘Hoe bereid je de WUR-gemeenschap hier op voor?’  

LF ‘Het is een tijd van uitdagingen en kansen. Je ziet dat de buitenwereld veel vragen heeft en dat dwingt ons na te denken over wie we zijn en waar we naartoe willen. En dat doen we ook. Onlangs was er een online debat over biodiversiteit, wat gaan we hier als kennisinstituut aan bijdragen? Hoe gebruiken we onze kennis, waar ligt de controverse? Dus ik ben blij dat we nu een dialoog-programma hebben en dat het Dialogue Centre volgend jaar de deuren opent. Het wordt steeds belangrijker dat we – gedreven door wetenschap – in dialoog blijven met de maatschappij. Maar we hoeven niet altijd maar in gesprek te zijn, dat is niet haalbaar en niet iedereen wil dat. Voor wie het wél wil, is er een wereld te winnen aan het herstellen van het vertrouwen in de wetenschap.’ 

Wie hebben wij nodig om impact te hebben? De overheid, de burgers en ook het bedrijfsleven

R ‘Er is nog altijd veel discussie over samenwerking tussen WUR en het bedrijfsleven. Moeten we samenwerking zoeken of juist streven naar meer onafhankelijkheid?’

LF ‘Je moet de vraag anders stellen: wie hebben wij nodig om impact te hebben? Dat is de overheid, dat zijn de burgers en dat is ook het bedrijfsleven. Daarbij hoort de vraag: hoe kunnen we met hen samenwerken? Wat hebben wij daarvoor nodig en hoe doen we dat transparant? Ik denk dat het de goede kant op gaat, iedereen leert van samenwerking. Het bedrijfsleven ook. Je ziet dat de grote sectoren ook steeds meer verantwoord investeren. Waarom is dat? Niet per se omdat ze zich plotseling zo verantwoordelijk voelen, maar omdat het IMF en de banken zeggen: het bedrijfsleven moet meer verantwoordelijkheid nemen voor de toekomst.’

RR ‘Sommige mensen denken dat WUR daarbij dingen achterhoudt. Hoe kan WUR transparanter zijn en hoe kunnen we meer doen dan praten?’

LF ‘Wij zijn vrij om te kiezen met wie wij samenwerken en er zijn geen geheimen in de samenwerkingen die we aangaan. We delen alle (onderzoeks)gegevens op onze website. Informatie achterhouden kan niet: dat beschadigt het vertrouwen in ons als kennisinstituut en ook in onze wetenschappelijk resultaten. Maar je hebt gelijk, de perceptie is het probleem. Dat gaan we oppakken en we blijven in gesprek over de dilemma’s. Daarbij is inbreng vanuit onze medewerkers en studenten essentieel.’

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.