Cum laude-promoveren maakt een voorzichtige comeback

Na een dip van decennia stijgt het aantal promovendi weer dat cum laude slaagt. Maar vrouwen en internationals blijven achter.
De toekenning van cum laudes is scheef. Vrouwen en internationale promovendi komen er bekaaid van af. Opvallend laag scoren de niet-westerse promovendi. Illustratie Valerie Geelen

WUR streeft naar excellentie. Maar tientallen jaren lang was dat niet te zien aan het aantal promovendi dat het opleidingstraject met lof afrondde. Die dalende cum laude-trend begon rond de eeuwwisseling, blijkt uit onderzoek van Resource, toen het aantal onder de landelijk gehanteerde ‘norm’ van 5 procent schoot. De afgelopen twintig jaar schommelde het rond de 2 procent, met een dieptepunt in 2014. In dat jaar slaagden maar 2 van de 287 promovendi cum laude, wat neerkomt op 0,7 procent.

Dat dieptepunt steekt schril af tegen de ‘gloriejaren’ van de Landbouwuniversiteit op het gebied van cum laudes. In de eerste tien jaar na het ontstaan van het academische landbouwonderwijs in 1918, haalde liefst 36 procent (18 van de 50) promovendi de eindstreep met lof. In de decennia daarna zakte dat percentage snel tot onder de 10 procent en schoot na de eeuwwisseling dus door de ondergrens. Die laatste ontwikkeling valt samen met de enorme groei van het aantal promovendi de afgelopen dertig jaar.

Promotor

De magere oogst aan cum laudes is het college voor promoties uiteraard niet ontgaan, zegt Dean of Research Wouter Hendriks. In een poging het tij te keren is de afgelopen jaren de procedure om cum laudes te verlenen op een aantal punten aangepast. Een van de belangrijkste wijzigingen is dat het initiatief voor de toekenning van cum laude voortaan niet alleen bij de promotiecommissie ligt, maar ook bij de promotor. ‘Voorheen gaven de vier opponenten aan dat het proefschrift een cum laude waard was’, licht Hendriks toe. ‘De promotor werd dan gevraagd of hij een cum laude ondersteunde. Vervolgens werden twee nieuwe opponenten gevraagd het proefschrift nogmaals te beoordelen. Dat is veranderd. Nu kan ook de promotor het initiatief nemen, door bij het aanbieden van het proefschrift de opponenten per brief mee te geven een cum laude te overwegen.’

Daarnaast is de beoordeling door de vier opponenten iets minder streng geworden. Voorheen lag de lat voor een cum laude op minimaal drie keer ‘excellent’ en één keer ‘zeer goed’. Nu is de ondergrens voor het opstarten van een cum laude-procedure twee keer ‘zeer goed’ en twee keer ‘excellent’ of één keer ‘goed’ en drie keer ‘excellent’. Tevens is de beoordeling door de invoering van zogeheten rubrics (scoringstabellen) objectiever gemaakt. Die nieuwe aanpak lijkt te werken, als je kijkt naar de aantallen cum laudes van de afgelopen tien jaar. Sinds 2017 neemt het aantal cum laudes weer toe en zit op dit moment zelfs weer op 4 procent (zie de grafiek hierboven).

Goed dat je nu jouw inschatting van de kandidaat vroegtijdig kunt delen met de opponenten

Dat het initiatief voor een cum laude bij de begeleiders van de promovendus ligt, is niet meer dan terecht, zegt hoogleraar John van der Oost. Hij is met acht cum laudes op zijn naam de onbetwiste cum laude-koning van WUR. Geen van de hoogleraren heeft er in zijn of haar carrière meer afgeleverd dan hij. ‘Een opponent kent de kandidaat vaak niet goed. Die moet dan op grond van een proefschrift een beoordeling maken. Aan die hoofdstukken is door coauteurs meegeschreven. En als het werk is gepubliceerd, is er al flink aan geschaafd. Het is goed dat je nu op een half A4’tje je inschatting van de kandidaat vroegtijdig kunt delen met de opponenten.’   

Vrouwen

Met het aantal cum laudes gaat het dus weer de goede kant op. Maar de cijfers vertellen nog een verhaal. De toekenning van cum laudes is scheef. Vrouwen en internationale promovendi komen er bekaaid van af. Van alle vrouwelijke promovendi het afgelopen decennium slaagde 2,2 procent cum laude. Bij de mannen is dit 2,9 procent. Ondanks dat het aandeel vrouwelijke promovendi steeg naar 55 procent, is hun aandeel in de cum laudes maar 43 procent. De bias voor internationale PhD’s is nog groter: alhoewel 60 procent van de promovendi international is, nemen zij maar 39 procent van de cum laudes voor hun rekening. Opvallend laag scoren de niet-westerse promovendi. Het grote contingent Chinese promovendi leidde maar tot twee cum laudes. Geen enkele Afrikaan slaagde cum laude. Grote uitzondering is India met liefst vijf cum laudes (zie de grafiek hieronder).  

Bij andere universiteiten werd de m/v-bias al eerder geconstateerd. Voor Hendriks zijn de WUR-cijfers nieuw. En alhoewel opvallend, is het verschil volgens hem – na bestudering – toch niet wetenschappelijk significant. Het kan door toeval zijn ontstaan. De magere score voor de internationale PhD’s is zeker niet toevallig. Hendriks zoekt het in de cultuurverschillen. ‘De entree-vereisten voor ons PhD-programma zijn voor iedereen gelijk. Maar waar een Nederlandse PhD-kandidaat weinig tijd nodig heeft om zich aan te passen, krijgt een buitenlandse kandidaat met een andere cultuur te maken. Die is dus mogelijk meer tijd kwijt aan integratie en het volgen van cursussen.’

Cultuurverschil

Die culturele factor geldt met name voor promovendi uit Zuidoost-Azië. ‘Bij iemand uit die regio geniet een promotor veel aanzien. In de Nederlandse cultuur is het gebruikelijk om in discussie te gaan. Dat is voor een Zuidoost-Aziaat niet natuurlijk. Die voert uit wat de begeleider zegt.’ Of dat tot inhoudelijk minder goed werk leidt, kan Hendriks niet met zekerheid zeggen. ‘Ze leggen door dat cultuurverschil misschien – maar dat is een hypothese – minder van zichzelf in een promotietraject. Minder van hun eigen ideeën.’ Ook Van der Oost beaamt het belang van eigen initiatief. ‘Een promovendus moet zich in het promotie-traject ontwikkelen tot een zelfstandig onderzoeker. Hoe meer volwassenheid iemand toont in het bedenken en opzetten van experimenten en het analyseren en opschrijven van de resultaten, hoe hoger hij of zij scoort. Initiatief nemen en samenwerking aangaan is daarbij heel belangrijk.’

Van de 54 promovendi die Van der Oost naar de eindstreep leidde, slaagden er 8 cum laude. Dat komt overeen met 15 procent. Hoe hij dat doet? ‘Een goede sfeer is belangrijk. Ik wil gewoon leuke mensen in de groep hebben. En natuurlijk is het ook mooi meegenomen als promovendi slim zijn en hard werken. Veel van onze promovendi hebben hier tijdens hun master rondgelopen. Dan weet je wat voor vlees je in de kuip hebt. Bovendien geef ik mijn studenten veel vrijheid. Als promovendi bij mij komen met een goed plan waar ze echt in geloven, mogen ze dat uitvoeren. Zelfs als ik denk dat het niet zal lukken. Zo is mijn CRISPR-onderzoek destijds ook begonnen. Ik had in 2005 net een grote NWO-beurs gewonnen toen CRISPR op ons pad kwam. Daar heb ik toen twee mensen op gezet. Die vrijheid heb ik genomen en dat heeft goed uitgepakt.’

Sterker nog, dat nieuwe vakgebied verklaart misschien voor een deel wel zijn cum laude-succes. ‘CRISPR is hot. Dat betekent dat je makkelijker in journals met een hoge impactfactor kunt publiceren. En dat doet het goed bij een promotiecommissie.’ Hendriks wijst ook op dat voordeel. ‘Microbiologie heeft heel erg de wind mee op dit moment. Mijn leerstoelgroep Diervoeding heeft weinig cum laudes. Onze wetenschap is prima, maar wij zullen nooit in Nature of Science publiceren. In ons domein is dat heel moeilijk. Daarvoor zijn we te breed georiënteerd. Voor een kleinere leerstoelgroep is het sowieso moeilijker om hetzelfde niveau te bereiken als grotere leerstoelgroepen. Dat komt door het schaalvoordeel, waardoor er meer apparatuur, meer massa en meer samenwerking is.’

Excellentie

Ondanks zijn glanzende rapport, is Van der Oost mede debet aan de gender bias. ‘Van de acht cum laudes waren de eerste vijf Nederlandse witte mannen’, erkent hij. ‘De laatste drie waren gekleurde buitenlanders, onder wie een vrouw. Die m/v-bias is inderdaad heel groot, maar dat heeft niets met selectie op gender te maken. Daar ben ik totaal niet mee bezig. Het weerspiegelt de populatie studenten die hier komt en dat heeft met het vakgebied te maken. Daar heb ik geen invloed op. Je ziet overigens wel dat het de goede kant op gaat: een kwart van de studenten in de groep is vrouw. En van de twaalf postdocs die we de afgelopen drie jaar hebben aangenomen, is meer dan de helft vrouw.’

Als je naar excellentie streeft, moet je die ook erkennen

Is de scheefheid in de toekenning van cum laudes misschien aanleiding om het systeem af te schaffen? Hendriks wil daar niks van weten. ‘In essentie gaat het om de vraag of je onderscheid wilt maken of niet. Als je alleen maar oordeelt of een proefschrift promotiewaardig is, doet de kwaliteit niet meer ter zake. Een zes of een acht maakt dan geen verschil meer. Als een zes genoeg is, wat is dan nog de prikkel om meer te doen? Als je naar excellentie streeft, moet je die ook erkennen. Wetenschap gaat niet over goed genoeg, wetenschap gaat over kwaliteit leveren.’

Cum laude en dan?
Cum laude staat mooi op je cv. Maar helpt het je carrière vooruit? De acht cum laudes van John van der Oost zijn in ieder geval goed terechtgekomen. De eerste, Thijs Ettema (2005), is leerstoelhouder Microbiologie en daarmee de huidige baas van Van der Oost. Stan Brouns (2007) werd onlangs hoogleraar in Delft. Matthijs Joore (2010) is assistant-professor in Nijmegen en heeft een Vidi op zak. Edze Westra (2013) is met een ERC-grant hoogleraar in Exeter. Daan Swarts (2015) is assistant professor bij Biochemie en ontving onlangs een Vidi. Prarthana Mohenraju (2019), de enige vrouw in het gezelschap, is met een Veni postdoc in Leiden. Ioannis Mougiakos (2019) vertrok met een Rubicon (beurs) naar Duitsland, maar werkt inmiddels als senior onderzoeker bij een bedrijf in Denemarken. Mihris Naduthodi (2021) werkt met een Rubicon in York. Maar een cum laude zegt lang niet alles. Van der Oost promoveerde zelf niet cum laude, maar won in 2018 wel de Spinoza-prijs.

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.