Verspreiding wilde vogels goede risico-indicator vogelgriep

Analyse van omgevingsfactoren van besmette en niet-besmette pluimveebedrijven levert nieuw houvast op.
Een paartje vliegende wilde eenden De wilde eend bleek de belangrijkste indicator-soort. Foto Marco Midmore / Unsplash

Gegevens over de verspreiding van wilde eenden, knobbelzwanen en rotganzen bieden goede aanknopingspunten bij het voorspellen van het risico op een vogelgriepuitbraak op pluimveebedrijven, ontdekte Janneke Schreuder, onderzoeker bij Wageningen Livestock Research.

In samenwerking met Universiteit Utrecht en Sovon Vogelonderzoek analyseerde ze de omgevingsfactoren van 26 uitbraken met hoogpathogene vogelgriep op Nederlandse pluimveebedrijven. Die zette ze af tegen de omgevingsfactoren van ruim 100 níet besmette bedrijven. Daaruit destilleerde ze via machine learning voorspellende indicatoren voor vogelgriepuitbraken.

De beste voorspellende factoren bleken de dichtheden van wilde vogels te zijn: 19 van de 20 hoogst scorende indicatoren betroffen wilde vogels, het merendeel watervogels (17) en twee roofvogelsoorten. Daarnaast bleek een landschapskenmerk, agrarisch gebruik, bij te dragen aan de voorspelling van vogelgriep.

Landschapskenmerken

Voorheen werd vooral gekeken naar landschapskenmerken als voorspellende factor, zoals de aanwezigheid van open water. ‘Het landschap is een belangrijke factor bij de vraag of en hoeveel wilde vogels ergens leven. Maar mijn onderzoek toont dat de aanwezigheid en aantallen wilde vogels betere indicatoren zijn bij het voorspellen van een vogelgriepuitbraak op pluimveebedrijven, dan de landschapskenmerken op zich’, legt Schreuder uit.

Risico op hoogpathogene vogelgriepuitbraak bij pluimveebedrijven, groen = laag, rood = hoog

Houvast

Ondanks het relatief kleine aantal geanalyseerde vogelgriepgevallen, 26 in totaal, blijkt het model een nauwkeurige voorspelling te geven van het risico op een uitbraak, vertelt Schreuder. Dat maakt deze analyses en de eruit voortvloeiende risicokaart (zie afbeelding) tot goede hulpmiddelen om de monitoring op vogelgriep te prioriteren. Ook bieden ze houvast voor gerichte inzet van preventieve maatregelen. ‘Zeker in de hoogrisicogebieden is het belangrijk om op alle mogelijke manieren direct en indirect contact te voorkomen van mensen, voertuigen en huisdieren met wilde watervogels en hun ontlasting.’ Ten slotte helpt het kaartmateriaal ook om te bepalen waar pluimveebedrijven het best gevestigd kunnen zijn om het risico op een vogelgriepuitbraak tot een minimum te beperken.

Virusvarianten

De analyses van Schreuder gaan níet over de pluimveehouderijen die recentelijk zijn besmet; haar data hebben betrekking op met vogelgriep besmette bedrijven in de herfst-winterperiodes van 2014-2015 tot 2020-2021. Over de (on)waarschijnlijkheid dat de risico-indicatoren verschillen per virusvariant zegt ze: ‘Vogelgriepuitbraken onder wilde vogels blijven een complex en dynamisch proces. Het model zal idealiter steeds opnieuw moeten worden getraind met nieuwe, liefst realtime-data van uitbraken om zo een actueel beeld te houden. Het valt dus niet exact te zeggen hoe het zich zal ontwikkelen. Maar het huidige model geeft al wel een robuuste voorspelling en een goede indicatie van gebieden die een hoog risico lopen.’

Nieuwe aanknopingspunten

Bij de vogels die volgens het model van Schreuder de belangrijkste indicatorsoorten zijn, zoals wilde eenden en knobbelzwanen, zijn bij diverse recente vogelgriepuitbraken relatief vaak de hoogpathogene virusvarianten aangetroffen. Over de precieze rol van deze vogels bij de overdracht van het virus naar pluimveebedrijven geeft het onderzoek echter geen duidelijkheid. ‘Daar kan verder onderzoek nieuwe aanknopingspunten voor geven’, aldus Schreuder.

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.