Verruimd promotierecht: carrièrestap én zoethoudertje

WUR in middenmoot, maar aantal universitair hoofddocenten met promotierecht groeit snel.
Sinds 2017 is het begeleiden van promovendi en hun proefschrift niet langer exclusief voorbehouden aan hoogleraren. Foto Thomas Martinsen / Unsplash

Universitair (hoofd)docenten kunnen sinds een paar jaar ook optreden als promotor. Dat zien ze niet alleen als een carrièrestap, maar ook als een ‘zoethoudertje’, zo blijkt uit een evaluatie van het verruimde promotierecht.

Tot 2017 hadden alleen hoogleraren het promotie-recht. Sindsdien kunnen ook universitair (hoofd)docenten promotor zijn. TU Delft en Universiteit Maastricht behoren tot de universiteiten met de meeste niet-hoogleraren met het zogeheten ius promovendi, terwijl Tilburg University, de Erasmus Universiteit en de Open Universiteit relatief weinig niet-hoogleraren het promotierecht toekennen. WUR zit daartussen, maar kent wel een duidelijke stijging – zie de tabel.

Vooral kansen

De evaluatie keek onder meer naar de kwaliteit van de begeleiding van promovendi. Die is er niet op achteruitgegaan, stelt het rapport: het beschikbaar komen van een groter aantal promotoren biedt vooral kansen. De specifieke expertise van een promotor kan bijvoorbeeld leiden tot een ‘gerichtere en intensievere begeleiding’.

Veel van de geïnterviewde universitair hoofddocenten zien de formele erkenning voor hun werk als begeleider als de belangrijkste ‘directe impact’ van de uitbreiding van promotierecht. Dat hoort volgens hen bij het nieuwe ‘erkennen en waarderen’. In dat ideaal worden ze niet alleen op hun eigen onderzoek afgerekend, maar is er meer oog voor taken zoals doceren, leidinggeven en dus ook het begeleiden van promovendi.

Zoethoudertje

In de interviews komen uiteenlopende opvattingen over de uitbreiding naar voren. Zo zijn er universitair hoofddocenten die de toekenning van het promotierecht als een carrièrestap beschouwen, maar er zijn er ook die het zien als een ‘zoethoudertje’. Het heeft volgens hen ‘mogelijk een vertragend effect’ op een toekomstige bevordering tot hoogleraar, omdat er een tussenstap in hun loopbaan bij is gekomen. Sommige universitair hoofddocenten zouden om die reden afzien van het aanvragen van het promotierecht, en liever direct voor het hoogleraarschap gaan.

Het is niet bekend of de verruiming ook zorgde voor een toename van universitair hoofddocenten uit het buitenland. Wel voelen universiteiten zich ‘gesteund in hun wervingsbeleid’ nu ze het promotierecht aan meer sollicitanten in het vooruitzicht kunnen stellen.

Voor de minister

De onderzoekers geven de onderwijsminister ook een aantal aanbevelingen mee. Het is volgens hen van belang dat er meer zicht komt op de kwaliteit van de begeleiding. Die informatie zou goed gebruikt kunnen worden bij ‘de dialogen rond erkennen en waarderen’.

Daarnaast is het volgens de onderzoekers belangrijk dat er eenduidige standaarden komen voor de toekenning van het promotierecht. Zo kent de Universiteit Maastricht het promotierecht generiek toe aan universitair hoofddocenten en de Universiteit van Amsterdam, in uitzonderlijke gevallen, ook aan universitair docenten. Als universiteiten er verschillende regels op nahouden, kan dat de ‘samenwerking en mobiliteit tussen universiteiten’ bemoeilijken, stellen de onderzoekers. Minister Dijkgraaf heeft laten weten dat hij met de aanbevelingen aan de slag gaat.

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.