Landschap volgens Lenzholzer

Het klimaat verandert, de energietransitie klopt aan de deur, nieuwe (e)mobiliteit rukt op. Stad en platteland ondergaan ingrijpende veranderingen. Hoogleraar Landschapsarchitectuur Sanda Lenzholzer wil het allemaal integraal aanpakken. ‘Want alles hangt met alles samen.’
Sanda Lenzholzer. Foto: Guy Ackermans

Sanda Lenzholzer is de nieuwe leerstoelhouder Landschapsarchitectuur. Ze is de eerste vrouwelijke hoogleraar in dit vakgebied in Nederland. ‘Dat is opmerkelijk: er zijn veel vrouwelijke studenten, die vaak ook nog eens de beste cijfers halen. Maar in de wereld van de ontwerpbureaus in de landschapsarchitectuur en de stedenbouw zijn het nog steeds vooral de mannen die besturen. Er is een cultuuromslag nodig.’
Lenzholzer loopt al een tijdje rond in Wageningen. Na opleidingen in Duitsland en Engeland werkte ze bij diverse ontwerpbureaus totdat ze in 2004 besloot een academische carrière te starten.

Waarom terug naar de universiteit?
‘Ik was op zoek naar verdieping. In sommige ontwerpbureaus ben je vooral bezig met het managen van projecten. Het eigenlijke ontwerpen, het creatieve proces beslaat maar 10 procent van je tijd. Voor nadenken, kritische reflectie en verdieping is geen tijd. Ik begon me eerlijk gezegd een beetje te vervelen. Het is niet overal zo hoor. Bij Mecanoo heb ik veel ontwerpend onderzoek gedaan en dat vind ik heel interessant. Daar wilde ik een verdiepingsslag aan geven.’

In Wageningen ontwikkelde je je tot expert op het microklimaat in de stad. Hoe kwam je bij dat thema?
‘Ik heb in mijn tijd bij ontwerpbureaus veel openbare ruimtes ontworpen. Bij een ontwerp van zo’n stadsplein ging het mis, omdat niemand aan de lokale windsituatie had gedacht. Toen het ontwerp al was uitgevoerd, moest ik achteraf zulke aanpassingen doen dat het hele ontwerpconcept verloren ging. In de praktijk hield niemand destijds rekening met microklimaat. Toen dacht ik: dit klopt niet. Dat was voor mij één van de triggers. Daarnaast was mij toen al duidelijk dat klimaatadaptatie voor het stadsklimaat een groot thema zou worden. En in Nederland deed toen niemand iets daarmee.’

 Als landschapsarchitect heb ik geen klimaatverandering nodig om betekenis te hebben voor deze maatschappij 

Is klimaatverandering een zegen voor jouw vakgebied?
‘Een zegen omdat het urgentie verleent? Nee. Er zijn zoveel andere thema’s dan klimaatverandering waar de landschapsarchitectuur zich mee bezig moet houden. De energietransitie, de circulaire economie, nieuwe autonome mobiliteit, demografische ontwikkelingen, etcetera. En alles is met elkaar verbonden. Er ligt zoveel op ons bord wat we allemaal integraal ontwerpend moeten onderzoeken. Als landschapsarchitect heb ik geen klimaatverandering nodig om betekenis te hebben voor deze maatschappij.’

Centraal in jouw aanpak staat het ontwerpend onderzoek, of Research through Design. Wat is dat eigenlijk?
‘Dat is een ontwerpproces waarbij je afwisselend ontwerpt en dat ontwerp grondig onderzoekt. Je maakt verschillende opties voor een ontwerp en gaat die toetsen. Zo kom je tot verbetering en na een aantal van die stappen tot een geoptimaliseerde uitkomst. De term bestaat al langer, maar bij ons in Wageningen gaat het om Research met een grote R, dus om toetsing op een wetenschappelijke manier. Daar heb ik binnen de landschapsarchitectuur door mijn publicaties samen met collega’s handen en voeten aan gegeven.’

 Ik zeg niet bij voorbaat dat het allemaal veel te complex is 

Waar bestaat dat onderzoek uit?
‘Er zijn veel manieren om dat te doen: met computersimulatie kun je redelijke voorspellingen doen, je kunt focusgroepen van gebruikers of burgers inschakelen of experts uit de praktijk laten reflecteren. Binnen ESG (Environmental Sciences Group, red.) wordt nu gewerkt aan het opzetten van een visualisatie lab. In zo’n lab kun je je met virtual reality in een ontworpen landschap of ruimte bewegen en allerlei dingen simuleren zoals geur en temperatuur.’

Hoe ga je het hoogleraarschap invullen?
‘Ik ga me niet alleen op het stadsklimaat richten, maar op de hele openbare ruimte in steden. Al die opgaven die ik eerder noemde, spelen tegelijkertijd. Als we dat allemaal apart gaan aanpakken, ligt de stad de komende twintig jaar open. En dat wil je niet. Dus moeten we het integraal aanpakken en synergie vinden. Met de leerstoelgroep en de collega’s van ruimtelijk planning wil ik me daarnaast ook op de grote transities in het landelijk gebied richten zoals de energietransitie en de circulaire landbouw, want ook die vragen om grote ingrepen.’

Is dat niet heel erg ambitieus?Jawel, maar je hoeft niet altijd alles tot achter de komma door te rekenen om te weten of je op de goede weg zit. Met vuistregels kom je ook een heel eind. Je moet er veel experts bij betrekken en soms zal je erachter komen dat thema’s conflicteren. Maar conflicten brengen vaak innovatie tot stand. Ik zeg niet bij voorbaat dat het allemaal veel te complex is. Daarvoor ben ik te veel een ontwerper en een optimist.’  

De onvolkomen campus
Het microklimaat op de campus is volgens Sanda Lenzholzer niet best. Het plan is ontwikkeld in een tijd dat er nog niet over microklimaat werd nagedacht. ‘Er zijn te weinig plekken die bescherming bieden. De campus is een groot groen doek, waar grote kolossale gebouwen op staan, die onderling met paden verbonden zijn. De campus ontbeert volgens Lenzholzer bomenlanen en aangename buitenruimtes. Ook kan de uitstraling van de campus wel een ‘boost’ gebruiken. ‘De gebouwen zijn vooral grote hermetische vestingen rondom een winderige, kale natte vlakte. Die vlakte is ons ‘evenemententerrein’ voor de AID. Dat is onwenselijk! Een evenemententerrein hoort aan de rand van de stad; hier ligt-ie centraal. Eigenlijk moet hier een uitnodigend gebouw komen, dat uitstraalt wat we hier bij WUR aan het doen zijn, dat we creatief zijn. Hier zouden bijvoorbeeld het visualisatielab, ontwerpstudio’s, fablabs en een expositieruimte kunnen komen. Dat zou de campus echt ‘straalkracht’ geven.’

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.