Mister klimaat-onderzoek

Wageningse kennis moet zorgen dat Nederland minder bijdraagt aan de klimaatverandering en beter is voorbereid op de gevolgen ervan. Bram Bregman is binnengehaald om het klimaatonderzoek te bundelen en voor het voetlicht te brengen. ‘Ik zorg dat wat hier allemaal gebeurt bij het ministerie bekend is.’
Foto: Sven Menschel

‘Klimaatboegbeeld van WUR?’ Bram Bregman lacht er wat onwennig bij. ‘Zo noem ik mezelf niet. Wat ik ga doen is samen met het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat kijken hoe we grotere strategische projecten op het gebied van klimaatadaptatie van de grond kunnen tillen. Ik heb veel contacten bij het ministerie en kom daar makkelijk binnen. Met de contacten die ik hier heb, en mijn ervaring en kennis van het klimaatsysteem, kan ik een brugfunctie vervullen tussen de wetenschap hier en het beleid in Den Haag. Boegbeeld? Ik ben eigenlijk meer een oliemannetje.’

Wat moet er anders?
‘Er is te weinig samenhang in het onderzoek naar klimaatmitigatie – het reduceren van de emissie – en klimaatadaptatie – aanpassing aan de klimaatverandering. Iedereen werkt keihard, daar ligt het niet aan. Maar het zijn veelal kleine projectjes voor de korte termijn. Voorheen waren er grote programma’s als Kennis voor Klimaat, over adaptatie aan de klimaatverandering, en Klimaat voor Ruimte, over aanpassingen in het ruimtegebruik. Die werden gefinancierd uit de gasopbrengsten in Groningen. Maar die geldstroom is opgedroogd. Er moet weer een kennisprogramma komen voor de lange termijn.’

Jij moet dus regelen dat het geld deze kant op stroomt?
‘Ja, uiteindelijk wel. Maar dat is niet mijn eerste insteek, want dan gaat die deur in Den Haag snel dicht. Ik ben geen consulent die geld komt halen. De overheid is geen pinautomaat. De kunst is om bij de beleidsmakers het vertrouwen te krijgen dat ik hen help. Ik help om complexe materie goed te programmeren. Ik help door te zorgen dat wat hier allemaal gebeurt bij het ministerie bekend is, dat we dat samen kunnen inzetten. WUR is bij uitstek een multidisciplinaire en integrale instelling. Laten we dat goed benutten. Als we de komende twee jaar zo’n programma voor elkaar kunnen krijgen, dan kan WUR daar veel vruchten van plukken.’

Hoe ga je dat aanpakken?
‘Het grote probleem van klimaatverandering is dat het een sluipmoordenaar is. Het gaat langzaam, waardoor de urgentie ontbreekt om iets te doen. Wat is nou 1,5 graad opwarming? Zeg eens eerlijk, wie vindt dat echt vervelend? Lekker toch, om tot in oktober op het terras te kunnen zitten. Ja, vervelend als er geen Elfstedentocht meer komt, maar daar komen we wel overheen. Daar hoeven we toch geen miljarden voor uit te geven.’

 Het grote probleem van klimaatverandering is dat het een sluipmoordenaar is 

En dus?
‘Dus moet ik het over een andere boeg gooien. We zijn een kwetsbaar deltaland. We verdienen ons geld voor een belangrijk deel beneden de zeespiegel. We reserveren tot 2035 jaarlijks 1 tot 1,5 miljard euro om ons te beschermen tegen overstromingen. Zo’n wet wordt moeiteloos aangenomen. Waarom? Omdat daar urgentie ligt. De stijgende zeespiegel is dus een belangrijke dreiging. Maar ook de verzilting en de bodemdaling zijn dat. In Gouda moet je om de twee jaar je tuin ophogen. Er is steeds meer zoet water nodig om de zouttong vanuit zee terug te duwen en de verzilting tegen te gaan. Dat zijn inderdaad ook sluipende processen, maar het helpt als ik dit soort framing gebruik om urgentie te creëren.’

De urgente gevolgen van klimaatverandering spelen vooral in de Randstad?
‘Niet alleen, maar daar komt het allemaal samen. Verzilting, wateroverlast, bodemdaling. Vroeg of laat loopt het daar vast, daar hoef je geen landinrichtingsexpert voor te zijn. Het knelt in de Randstad aan alle kanten. Daar komt de congestie nog bij. Dagen met duizend kilometer file zijn al normaal aan het worden. Toch wordt er nog steeds volop bijgebouwd. Dat gaat niet werken. Ons hele inrichtingsmodel is niet langer houdbaar. Het moet anders. Hoe? Daar kan Wageningen een heleboel aan bijdragen. Maak samen met andere kennisinstellingen eens een paar scenario’s, een paar toekomstbeelden. Moeten we meer in krimpgebieden bouwen? Wat is er voor nodig om de goede kant uit te gaan? Je hebt het dan over infrastructuur, mobiliteit, landbouw en landinrichting. Die kennis is er. Er zitten hier mensen die alles weten van landinrichting, ecologie, et cetera. We moeten met dit soort grote vraagstukken niet langer wachten. Daarvoor ga ik naar het ministerie: hoe gaan we het doen?’

Er is toch een nationale adaptatiestrategie?
‘Jawel, en kennisontwikkeling is daar een onderdeel van. Maar die kennisontwikkeling is versnipperd. De samenhang ontbreekt en er is geen regie. Bovendien ontbreken daarin belangrijke onderwerpen. Eentje daarvan is het maken van alternatieve toekomstperspectieven of vergezichten voor Nederland die ons land echt klimaatbestendig maken. Tot nu toe wordt er tot 2050 gekeken, maar de dreigingen dwingen ons verder in de toekomst te kijken en breder dan alleen naar de waterveiligheid en zoetwatervoorziening.’

Alumnus met Haags netwerk

Bram Bregman studeerde eind jaren tachtig Milieuhygiëne in Wageningen. Aansluitend promoveerde hij in Utrecht op een studie naar ozonvorming en -afbraak. Daarna volgden banen bij TNO, het KNMI en de Radboud Universiteit. Bij het KNMI verschoof de focus van onderzoek naar beleid en werd Bregman naast coördinator klimaatbeleid ook focal point voor het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). ‘Dat betekent dat je de Nederlandse inbreng regelt voor het hoofdrapport. De kunst in die beleidswereld is om goed te filteren wat belangrijk is. 80 procent van wat je hoort is jargon. Het gaat om die andere 20 procent. Dat ligt me wel.’ Bregman hield er een goed netwerk in Den Haag aan over. Daarnaast heeft hij altijd ‘één poot in de wetenschap’ gehouden. Sinds 2010 is hij deeltijdhoogleraar Climate Change Science and Policy in Nijmegen. Zijn aanstelling als klimaatambassadeur bij Wageningen Environmental Research is voorlopig voor twee dagen in de week.

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.