Bas klom uit een gitzwart dal omhoog

‘Emoties delen is het belangrijkste dat ik heb geleerd.’
‘Gaandeweg leerde ik steeds beter om me te uiten. Ik merkte dat mensen eigenlijk alleen maar willen helpen. Natuurlijk vonden ze het moeilijk om te horen dat ik zo in de put zat, maar in mijn hoofd was het veel enger en erger dan in de realiteit.’ Foto Duncan de Fey

Masterstudent Biologie Bas Hovius bracht een bundel uit met gedichten die hij schreef tijdens de donkerste dagen van z’n leven. Voor hem waren ze een manier om zijn depressieve, suïcidale gedachten te delen, al liet hij ze destijds aan niemand lezen. Zo depressief en eenzaam als hij zich toen voelde, voelt hij zich nu niet meer. Met zijn bundel hoopt hij mensen te kunnen helpen, al is het er maar één.

‘School vond ik niks, ik geloofde niet in wat ik aan het doen was en evenmin in wat daarna zou komen: studeren, een baan. Ook maakte ik me grote zorgen over wat er allemaal misging in de wereld. De stress werd paniek en zo gleed ik steeds verder in een negatieve spiraal. In mijn hoofd werd de negativiteit zo groot dat het hele leven zinloos leek.

Zo rond 5-vwo begonnen de suïcidale gedachten. Ze werden steeds erger. Het werd normaal om me altijd rot te voelen, om niet te kunnen slapen, om maar te blijven malen over wat ik fout deed en nog fout zou doen. Ik was onzeker over alles: wie ik ben, wat ik wil, wat ik kan, hoe anderen me zien, wat er gebeurt in de wereld – echt alles. Het was doodvermoeiend om daar constant mee bezig te zijn.

Voor mijn familie wilde ik het nog een tijdje volhouden, ‘normaal’ zijn

Dat zware gevoel had ik voortdurend, maar voor de buitenwereld bestond het niet: ik sprak er met niemand over. Ik vond: ík heb dat probleem, ik moet het zelf oplossen – ik kan iemand anders hier toch niet mee lastigvallen? Dat gevoel werd steeds sterker naarmate ik dieper ging. Het werd te groot om nog te durven delen. Ik bedoel, hoe zeg je tegen je ouders dat je niet meer wilt leven?

Ik hield een façade op, bleef lachen. Niemand had door dat het zo slecht met me ging. Het dieptepunt kwam toen ik inmiddels aan m’n bachelor was begonnen. Er was een meisje op wie ik al een hele tijd een oogje had. In mijn hoofd was zij degene die alles kon oplossen. Als ik maar met haar zou zijn, dan kwam het goed. Maar het kwam niet goed. Ik ging er kapot aan. Voor mij was ze een soort sleutel naar de toekomst en die was nu buiten bereik.

Maandenlang zat ik in een soort overlevingsstand. Ik deed wat ik moest doen om de punten voor m’n studie te halen, maar ik deed geen oog meer dicht en voelde alleen maar negativiteit. Op een avond in oktober, in het tweede jaar van m’n bachelor, kwam tegenover mijn ouders het hoge woord eruit: ik wil niet meer leven. Dat was heel moeilijk. Ik had er zo lang voor gezwoegd om dat ellendige gevoel alleen te kunnen dragen! Ik baalde ervan dat ik er nu toch anderen bij betrok, ik schaamde me. Als ik er nu aan terugdenk, was het alleen maar goed dat ik het toen heb gedeeld. Maar destijds voelde het als een zwaktebod, als falen. Het gevoel van opluchting kwam pas veel later.

Mijn ouders schakelden de huisarts in. In afwachting van een behandeltraject bij de ggz begon ik bij de praktijkassistent een beetje te praten – ik had inmiddels wel door dat ik iets moest. Dat luchtte wel wat op. Het behandeltraject daarentegen liep uit op een deceptie. Van alles werd geprobeerd, maar voor mij werkte het gewoon niet. Ik raakte alleen maar dieper in de put. Aan het eind van de zomervakantie, met het nieuwe collegejaar in aantocht, bedankte ik m’n psycholoog voor alles wat hij voor me had gedaan en nam ik afscheid. Ik wist wat ik die zondag ging doen; ik kon niet meer verder leven.

Opkrabbelen ging met ups en downs; je leert niet zomaar af om negatief te denken

Hij hield me tegen, zei dat hij me zo niet mocht laten gaan. Na een hoop getelefoneer kwam ik bij de crisisdienst terecht, bij een andere ggz. Achteraf was dat een belangrijk omslagpunt. Daar zat ik dan, alleen in een ruimte, terwijl mijn ouders met de hulpverleners zaten te praten. Ik dacht: ik moet echt weg hier, dit maakt het alleen maar erger, zo afgezonderd van de mensen voor wie ik het toch nog een soort van probeer. Het was alsof mijn ouders en de ggz’ers dezelfde gedachte hadden, want een klein uurtje later mocht ik toch mee naar huis. Dat was het begin van een nieuwe fase, met een nieuwe psycholoog en een nieuwe psychiater. Die zeiden: ‘we gaan jou geen labeltje geven, geen behandelplan opstellen – we kijken wat jij wilt en nodig hebt.’ Het bleek een keerpunt voor me.

Bij de crisisdienst was al tot me doorgedrongen wat ik wilde: er wat langer kunnen zijn voor mijn familie – voor m’n broer, voor m’n zussen, voor m’n ouders. Voor hen wilde ik het nog een tijdje volhouden, ‘normaal’ zijn, er geen zooitje van maken. Dat besef gaf me precies genoeg energie om het serieus te proberen. Niet om mijn negatieve gedachten en rotgevoel proberen weg te werken, maar om ermee te leren dealen. Dat ging absoluut niet meteen goed; ik heb heel wat afgehuild toen. Maar ik had wel echt een soort knop omgezet: ik ga dit proberen. Toen heb ik ook voor het eerst op de uni over mijn situatie gesproken. Met de studiecoördinator sprak ik af om in periode 1 en 2 alleen het ochtendvak te volgen, om wat rust te creëren in m’n hoofd.

Niemand had door dat het zo slecht met me ging

Een halfjaar eerder was ik begonnen met dichten, om die storm aan gedachten enigszins uit m’n hoofd te krijgen. Ik durfde de gedichten nog niet met iemand te delen, want dat zou mijn rotgevoelens zo ‘echt’ maken. Gaandeweg leerde ik steeds beter om me te uiten, om gevoelens te delen, om te ontdekken dat ik andere mensen helemaal niet zo tot last was als ik dacht. Ik merkte dat mensen eigenlijk alleen maar willen helpen. Natuurlijk vonden ze het moeilijk om te horen dat ik zo in de put zat, maar in mijn hoofd was dat veel enger en erger dan in de realiteit.

Een metafoor van mijn psychiater heeft me enorm geholpen. In mijn hoofd was er een enorme berg aan somberheid en negatieve gedachten. Hoe hard ik ook probeerde, die berg kreeg ik niet weg. De psychiater leerde me er anders naar te kijken. Die berg is niet een groot massief; die berg bestaat uit allemaal kleine stukjes. En al haal je per keer maar één korreltje weg, dat helpt al om die berg kleiner te maken. Dat is zo’n beetje mijn levensfilosofie geworden: alle beetjes helpen.

Opkrabbelen ging met ups en downs; je leert niet zomaar af om negatief te denken. Er is veel aan voorafgegaan voordat ik besefte dat het mocht, dat het oké is om je negatieve gedachtes niet de volle aandacht te geven. Ik maak me nog steeds zorgen om de grote problemen in de wereld die ik in m’n eentje nooit kan oplossen. Maar ik voel dat ik er niet meer alleen voor sta. Inmiddels voel ik me oprecht gelukkig, al was de weg zwaar en lang. Emoties delen is denk ik het belangrijkste dat ik heb geleerd. Echt, het maakt groot verschil om er niet meer in je eentje mee te blijven rondlopen.’

Het fonds van Fleur
Met zijn dichtbundel wil Bas het gesprek over complexe mentale problematiek makkelijker maken. Met de opbrengst ervan steunt hij de Aanmoedigingsprijs Fleur, vernoemd naar een familievriendin en leeftijdgenote van Bas, die worstelde met dezelfde gevoelens als hij – maar zij is er niet meer. Haar nabestaanden hebben de Aanmoedigingsprijs Fleur opgericht ter support van jonge wetenschappers om onderzoek te doen naar de zorg voor complexe mentale problematiek. De bundel is te bestellen via hetsolitaireintellect.nl. Op de volgende pagina een voorproefje.

Hulp nodig?
● Praat erover als je aan zelfmoord denkt. Bij 113-zelfmoordpreventie staat 24/7 iemand voor je klaar, via telefoonnummer 0800-0113 of de chat via 113.nl. Op die site vind je nog meer opties voor hulp. Je hoeft je identiteit niet bekend te maken als je dat niet wil.
● Maak je je zorgen over een (mede-) student of collega? Er zijn verschillende dingen die je kunt doen voor iemand die aan zelfdoding denkt. Via 113-zelfmoordpreventie kun je daar hulp bij krijgen. Een overzicht van de opties vind je op www.113.nl/maak-je-je-zorgen-om-iemand. Direct bellen kan ook: 0800-0113.
● Ook bij WUR zijn er mensen die je kunnen helpen. Studenten vinden de opties door op wur.nl te zoeken op ‘studentenbegeleiding’; medewerkers kunnen ondersteuning krijgen via hun bedrijfsmaatschappelijk werker (op intranet staat een overzicht).

Lees ook:

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.
  1. “Ik moet het zelf oplossen – ik kan er iemand anders niet mee lastigvallen”
    Dat moet je niet en dat kun je wel !

    Studentenpsychologen van WUR kunnen je helpen de berg somberheid steentje voor steentje af te breken voor hij te hoog wordt . Dus aarzel niet om bij ons aan te kloppen!

    Ga naar de website: wur.eu/studentguidance – of – wur.eu/studentpsychologist (switch taal naar NL als je wilt).
    Op deze pagina’s vind je ook de link naar de gratis e-health modules van gezondeboel. Die helpen je inzicht te krijgen en de eerste stappen te zetten naar hulp.