Wie na 1 maart voor het werk naar Hamburg of Lyon moet, vliegt er niet heen maar neemt de trein. Althans, als het aan de raad van bestuur ligt. Nieuw beleid moet korte vliegreizen ontmoedigen en het boeken van een treinreis makkelijker maken.
Treinreizen moet de standaard worden voor de kortere afstanden die een reistijd hebben van zes uur of korter. Bij de iets langere reizen, tussen de zes en acht uur, heeft de trein de voorkeur, en is vliegen de tweede keus. De aanpassing in het reisbeleid past binnen de duurzaamheidsdoelen van de universiteit, en is ook een wens van veel medewerkers. Toch het vliegtuig pakken voor korte afstanden kan nog wel, maar alleen bij ‘heel zwaarwegende redenen’ en nadat de leidinggevende daar toestemming voor heeft gegeven, aldus Rens Buchwaldt van de raad van bestuur. ‘Aan het eind van het jaar willen we graag die uitzonderingen evalueren om te kijken hoe vaak, en waarom, mensen toch kiezen voor vliegen.’
200 ton CO2
Medewerkers van WUR maken zo’n 10.000 vliegreizen per jaar voor hun werk, waarvan meer dan de helft binnen Europa (cijfers uit 2017). De treinverbindingen binnen Europa zijn niet optimaal, waardoor maar een klein deel van die reizen binnen de grens van zes tot acht uur valt. Als we die reizen per trein doen in plaats van per vliegtuig, bespaart dat 200 ton CO2 per jaar – evenveel als de uitstoot van 1400 keer naar Parijs vliegen, of de uitstoot van 42 huishoudens samen, een heel jaar lang. Buchwaldt: ‘Afgezet tegen het gehele verbruik van de universiteit lijkt het niet zo veel, maar alle besparingen zijn nodig als we uiteindelijk de doelstellingen van Parijs willen halen.’
Carbon footprint verkleinen
Het doel van het nieuwe beleid is niet alleen om de carbon footprint van de WUR te verklein, maar ook meer bewustwording rondom zakelijke reizen. ‘We willen graag dat mensen nadenken over de noodzaak van de reis’, zegt Buchwaldt. ‘Is het echt nodig? En moeten we met meerdere mensen gaan of is één persoon ook genoeg? Daarnaast hopen we dat we kunnen bijdragen aan het makkelijker en efficiënter maken van internationaal treinverkeer. Dat kunnen wij niet alleen, maar door onderdeel te zijn van een groeiende markt kunnen we er wel voor zorgen dat het beter gaat worden.’