De bliksemcarrière van hoogleraar Imke de Boer: ‘Hartstikke stoer om zo’n impact te hebben

Werk kwam voor Imke de Boer lange tijd op de tweede plaats, na haar kinderen. Maar zodra die volwassen waren, kwam haar carrière op stoom. Nu is ze als hoogleraar Dierlijke Productiesystemen een belangrijke stem in de discussie over kringlooplandbouw. ‘Ik heb veel energie. Mijn moeder zei geregeld: ren jij maar even tien rondjes om…

Foto’s: Maurits Giesen

Imke de Boer (52) heeft de wind mee. De hoogleraar Dierlijke Productiesystemen ontwikkelde de afgelopen jaren met haar medewerkers een nieuwe visie op de rol van dieren in ons voedselsysteem, waarbij de nadruk ligt op het optimaal benutten van grondstoffen (zie kader ‘Duurzame veeteelt’). Dat bleek precies in het straatje van de huidige landbouwminister Carola Schouten, die wil dat Nederland koploper wordt in kringlooplandbouw. En daarom heeft De Boer het momenteel razend druk. Ze is een veelgevraagd spreker op evenementen voor boeren, politici en wetenschappers, besprak onlangs de kringlooplandbouw met minister Schouten op een bijeenkomst in Amsterdam en gaf samen met Martin van Ittersum de Mansholtlezing over kringlooplandbouw voor Europese beleidsmakers in Brussel.

 Ik was altijd al ambitieus; ik wilde mijn kinderen goed opvoeden 

Vanwege haar volle agenda spreken we af op woensdagmiddag, haar ‘thuiswerkdag’, eind van de middag, in Impulse. Het is warm, we bestellen twee cola.

Wat is je grootste passie?
‘Mijn kinderen, mijn partner en de rest van de familie vind ik het belangrijkste in mijn leven. Daarom heb ik heel lang parttime gewerkt bij WUR, totdat de jongste naar de middelbare school ging. Ik heb drie kinderen: twee meisjes van 26 – een tweeling – en een jongen van 23. Tot 2008 heb ik 3 dagen per week gewerkt, daarna ben ik naar 4 dagen gegaan. Pas in 2011, toen ik hoogleraar werd, ben ik fulltime gaan werken. Ik ben blij dat ik die tijd met mijn kinderen heb doorgebracht.’

Was je toen minder ambitieus?
‘Ja, dat vragen mensen dan, alsof je alleen ambitieus in je baan kan zijn. Ik was juist ambitieus; ik wilde de kinderen goed opvoeden. Ik vind mijn werk heel leuk, maar ik vond het ook fantastisch met de kinderen thuis. Nu vragen jonge vrouwen me weleens advies: moet ik voor mijn baan of gezin kiezen? Mijn antwoord is dan: je moet niets, je moet je hart volgen. Voor mij voelde het goed om een deel van de week thuis te zijn.

Ik denk wel dat medewerkers met jonge kinderen het nu moeilijker hebben. Ik was universitair docent en wilde mijn werk natuurlijk goed doen, maar ik hoefde niet aan eisen van tenure track te voldoen. Ik probeer de jonge medewerkers in mijn groep te ondersteunen, maar zie dat het best pittig is. Ze werken allemaal vier dagen per week en tenure track geeft toch druk.’

Jij bent uiteindelijk zelf ook aan tenure track begonnen. Waarom?
‘Ik was 44 jaar, de meiden zaten net in 6 vwo, het was een omslagpunt. Ik wilde mezelf verder ontwikkelen, maar had niet het plan om hoogleraar te worden. Ik wilde de rol van het dier in het voedselsysteem onderzoeken en daarvoor is systeemdenken essentieel. Dat is de specialiteit van Dierlijke Productiesystemen, maar ik zag dat onze groep onvoldoende zichtbaar was in het debat. Zo ben ik begonnen aan tenure track. Mijn eerste doel was het opzetten van kwalitatief goed onderzoek, oftewel het zoeken van heel goede promovendi en jonge staf. En daarna is het gewoon heel hard werken aan de onderzoekskwaliteit.’

Hoe is dat gelukt?
‘Ik heb veel energie. Ik heb geen ADHD, maar toen ik klein was zei mijn moeder wel geregeld: ga jij maar even tien rondjes om het blok rennen. Ik ben ook best kritisch. Ik wil de promovendi met van alles helpen en probeer via positieve feedback het beste uit ieder persoon te halen. Dat loont. We hebben de afgelopen jaren twee cum laude promoties gehad en een Veni-beurs binnengehaald bij onze groep. Dat was in 25 jaar nog nooit gebeurd. Kwaliteit is de basis.’

Wat voor manager ben je?
‘Ik doe gewoon en probeer voor een goede sfeer te zorgen. Ik wil een sfeer waarin iedereen de dingen kan zeggen die hij of zij vindt. Zo geven we elkaar, voordat we naar een conferentie gaan, feedback op de presentaties. Dat doe ik bij hen en zij ook bij mij, het is gelijkwaardig. En ik ben blij als mijn medewerkers naar mij toekomen om commentaar te geven waarmee je verder kunt. Zo ben ik soms iets te direct en dan

Vergader je veel?
‘Ik ben niet zo van het vergaderen, ik vind het vaak zinloos. En dan bedoel ik vooral grote bijeenkomsten waarin iedereen weer zijn plasje moet doen. Ik praat liever met studenten en staf over hun onderzoek en de persoonlijke keuzes die ze willen maken. Tot een half jaar geleden deed ik alle eindgesprekken met afstudeerstudenten in onze groep, dat vond ik erg leuk.’

Nu heb je het te druk?
‘Ik heb het nu heel druk, dat is zo. Ik geef college, begeleid onze promovendi en leid de groep, maar er komen veel dingen bij. Een debat, een lezing, een seminar, een presentatie en ga zo maar door. Mijn probleem is dat ik alles goed wil voorbereiden. Dus op zondag bereid ik alles voor maandag en dinsdag voor, en op woensdag werk ik thuis om alles voor donderdag en vrijdag voor te bereiden.’

Je hebt naam gemaakt met je visie op kringlooplandbouw.
‘Ja, de kringlooplandbouw is een hit en ik vind het hartstikke stoer om zo’n maatschappelijke impact te hebben. Als ik moet speken in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam vragen mensen me: ben jij Imke de Boer? Ze weten wie ik ben. Maar die impact is begonnen met enkele promovendi, die hebben de basis gelegd voor het kringloopdenken. Het inzicht dat dieren essentieel zijn voor een effectief gebruik van landbouwgrond was vernieuwend. Dieren kunnen reststromen die vrijkomen in het voedselsysteem omzetten in hoogwaardig voedsel. In een kringlooplandbouw voer je dieren niet langer graan of soja.

 Het inzicht dat dieren essentieel zijn voor effectief grondgebruik was nieuw 

Het is leuk dat die visie erkenning krijgt, maar het schept ook verwachtingen. De onderzoeksgroep is groter geworden, we hebben nu 11 vaste medewerkers, 5 postdocs en 25 promovendi. Ik wil niet nog groter worden, want ik ben van de inhoud en de mensen. Ik weet ook nog niet wat ik in de toekomst wil.’

Hoe bedoel je?
‘Ik werk nu standaard zes dagen per week. De vraag is of ik dat nog lang wil doen. Stel dat ik het geluk mag beleven dat ik over een paar jaar oma word? Dan wil ik misschien een dag per week vrijmaken voor mijn kleinkinderen. De vraag hoe dit te realiseren houdt me bezig.’

Is het lastig, als vrouw in de wetenschap?
‘Ik ben opgeleid bij Fokkerij en Genetica, met bijna allemaal mannen, en ik heb me niets minder gevoeld en er nooit last van gehad. Ik heb geen belemmeringen ervaren als vrouw en ik heb het idee dat ik hier verder kan groeien. Ik zie zat vrouwen om me heen die carrière maken met kinderen; het kan. Wat ik me wel afvraag: ik hoor nooit van mannelijke professoren dat ze een dag per week met hun kleinkinderen willen doorbrengen. Is dat maatschappelijk of biologisch bepaald?’

In je vrije tijd fiets je veel, hoor ik.
‘Als kind van twee sportleraren heb ik van jongs af aan veel aan sport gedaan. Hardlopen, paardrijden, tennis, fietsen, hockey en nog veel meer. Met hockey heb ik nog Jong Oranje gehaald, maar ik werd uit het nationaal jeugdteam gezet wegens “slecht gedrag”. Ik had een paar wijntjes gedronken de avond voor een training en dat vond de coach niet goed – ik had geen 100 procent focus. Nou, dat klopte, ik ben een te sociaal dier om enkel te leven voor de sport.

Maar sport is een essentieel onderdeel van mijn leven. De laatste jaren fiets ik veel. Met mijn partner ben ik van Wageningen naar Praag, Berlijn en Rome gefietst. Vorig jaar zijn we naar de Middellandse Zee gefietst en dit jaar willen we naar Wenen. We fietsen dan ongeveer 90 kilometer per dag. Voor mij is dat vakantie, lekker buiten en fysiek bezig zijn. Sporten is voor mij essentieel om tot rust te komen. Tijdens het fietsen raak ik mijn gedachten kwijt, anders maalt mijn hoofd maar door. In de winter doe ik twee of drie keer per week aan spinning en ’s zomers fietsen we een paar keer per week zo’n 40 kilometer in de omgeving van Wageningen. Dan word ik net moe. Ik zou ook wel willen hardlopen, dan word ik sneller moe, maar dat gaat niet meer, want ik heb een nieuwe heup. Ik heb artrose, waarschijnlijk als gevolg van een val. Ik ben veel gevallen; van het paard, op het hockeyveld en van de fiets.’

Wat zijn je plannen als hoogleraar de komende jaren?
‘Ik merk dat ik meer en meer interesse krijg in het hele voedselsysteem. Dat systeem is heel complex, dus ik heb nog veel te leren. Hoe kunnen we voedsel produceren met respect voor de planeet? Hoe kunnen we consumenten motiveren minder eten weg te gooien en te kiezen voor duurzame producten? Ik wil ook meer snappen over voedseltransities. Ik vind het interessant daarover te praten met collega-onderzoekers, maar ook met boeren, innovatieve ondernemers en denkers als Joris Lohman van Food Hub. Die gesprekken inspireren mij.’

IMKE DE BOER (1966, HEERLEN)

1984-1989Studie Zoötechniek in Wageningen (cum laude)
1990-1994Promotie bij Fokkerij en Genetica
1994-2011Universitair (hoofd)docent bij Dierlijke Productiesystemen
2011-hedenLeerstoelhouder Dierlijke Productiesystemen
De Boer is lid van de Raad voor Dierenaangelegenheden, die de landbouwminister adviseert over dierenwelzijn, en van het LEB Fonds, een stimuleringsfonds voor jonge WUR-wetenschappers. Ze woont samen en heeft drie kinderen.
DUURZAME DIERLIJKE PRODUCTIE
De leerstoelgroep van hoogleraar Imke de Boer, Dierlijke Productiesystemen, ontwikkelde de afgelopen jaren een kringloopvisie waarin dieren een belangrijke rol spelen. Drie uitgangspunten staan daarin centraal: 1. Akkerbouw is primair gericht op de productie van plantaardig voedsel voor de mens. 2. Reststromen uit het voedselsysteem worden hergebruikt om de bodem te verrijken en dieren te voeden. 3. De productie en consumptie van dierlijke producten wordt begrensd door de beschikbaarheid van gras en (veilige) reststromen.

Volgens deze visie gaan varkens en kippen dus net als vroeger onze restjes opeten en produceren koeien melk op een dieet van voornamelijk gras. Maar dan gebeurt dat op moderne wijze, met aandacht voor voedselveiligheid en efficiëntie. Deze benadering geeft de veehouderij volgens De Boer een duurzame positie in de kringlooplandbouw en maakt het mogelijk om zo’n 23 gram dierlijk eiwit per persoon per dag te produceren. ‘Dat betekent dat we in Europa onze consumptie van dierlijk eiwit moeten halveren.’
Deze vorm van veehouderij kost zelfs minder land, water en fosfor dan een veganistisch dieet, rekende de groep van De Boer uit, want in een veganistisch dieet benut je het grasland en de reststromen uit de voedingsindustrie niet voor de voedselproductie.

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.