Organisatie
Achtergrond

Moet de poort dicht?

De druk die de studentenaanwas legt op het Wageningse onderwijs neemt ongezonde vormen aan. De rek is eruit en het is tijd om keuzes te maken. Dat zeggen verschillende hoogleraren, onder wie Dean of Education Arnold Bregt. ‘Groei is nu iets wat ons overkomt.’
Roelof Kleis

Illustratie: Paul Gerlach

Foto’s: Guy Ackermans en Shutterstock

Rik Leemans, hoogleraar Milieusysteemanalyse, legt het probleem kernachtig uit. Het is een kwestie van rekenen. ‘Onze studentenaantallen groeien met tien procent per jaar. Dat is een verdubbeling elke zeven jaar. Maar door een afspraak uit het verleden groeit het onderwijsbudget van onze universiteit jaarlijks maximaal twee procent. Verdubbeling van dat budget duurt daarom 34 jaar. Groei en budget lopen dus heel snel uit de pas.’

In de praktijk van alledag vertaalt zich dat onder meer in werkdruk. Een voorbeeld uit de praktijk van Leemans: ‘De European Consultancy Workshop voor masters werd tien jaar terug één maal per jaar gegeven voor dertig studenten. Tegenwoordig geven we deze cursus vijf of zes keer per jaar. Tijdens die cursus van zeven weken zijn de studenten twee weken in het buitenland. Destijds gingen drie docenten mee. Voor zes groepen betekent dit dat achttien medewerkers twee hele weken op pad zijn. Dat kan niet. De begeleiding hebben we daarom teruggeschroefd naar twee docenten per groep. Natuurlijk gaat dat ten koste van de kwaliteit.’

Docent-studentratio

Veel leerstoelgroepen kampen met soortgelijke problemen en hebben behoefte aan meer onderwijzend personeel, blijkt uit een onderzoek dat Resource deed onder leerstoelhouders en onderwijscoördinatoren (zie kader). De helft van de hoogleraren zegt extra personeel te hebben aangenomen om aan de onderwijsbehoefte te voldoen. Ruim zestig procent van hen zou graag (nog) meer personeel aannemen, maar heeft daar de middelen niet voor.

Ook andere cijfers leggen de kern van het Wageningse groeiprobleem bloot. Arnold Bregt, hoogleraar Geo-informatiekunde en Remote Sensing en de nieuwe Dean of Education, pakt er een beleidsstuk bij over de bekostiging van het hoger onderwijs, dat onlangs naar de Tweede Kamer werd gestuurd. Van alle Nederlandse universiteiten stegen de studentenaantallen in Wageningen veruit het meest: meer dan vijftig procent in de periode 2011-2016. De docent-studentratio daalde tussen 2006 en 2015 van een op zeven naar een op vijftien. ‘Het probleem is dat onze staf vrijwel gelijk is gebleven, terwijl de studentenaantallen enorm zijn gegroeid’, zegt Bregt. ‘Er is intern wel extra geïnvesteerd in onderwijs, maar dat heeft maar gedeeltelijk tot het aanstellen van meer personeel geleid.’

Hoogleraar Sacco de Vries van Biochemie schampert over het effect van de extra gelden die de raad van bestuur volgens het zogenaamde Brascamp-model in het onderwijs stopt om de nood te lenigen. ‘Uiteindelijk is dat op mijn personeelsbestand niet te zien. De middelen zijn toegenomen, maar de lasten ook. Probleem is dat een flink deel van dat extra geld gaat zitten in afdrachten voor huisvesting, overhead, HRM, ICT en andere stafafdelingen. In de praktijk is Biochemie kleiner dan twintig jaar geleden. En dat geldt zeker niet voor de stafafdelingen.’

Dubbele druk

Leemans wijst op nog een ander facet van het geldprobleem: tenure track. Met het carrière-instrument zelf is niks mis, vindt hij. ‘Jonge docenten kunnen binnen tien jaar doorgroeien tot persoonlijk hoogleraar. Daar zit een kwaliteitsambitie in voor goed onderzoek én goed onderwijs. Maar dat betekent wel dat succesvolle leerstoelgroepen zoals de onze langzamerhand steeds duurder worden, want bij een hogere positie hoort een dito salaris. Daardoor kunnen we nauwelijks nieuwe mensen aannemen. Universitair hoofddocenten en persoonlijke hoogleraren inzetten voor onderwijs is nog nauwelijks rendabel.’

Hoogleraar Remko Uijlenhoet van Hydrologie en Kwantitatief Waterbeheer stelt zelfs dat door tenure track ‘de staf gemiddeld genomen minder beschikbaar is voor onderwijs’. ‘Meer dan voorheen wordt binnen tenure track ingezet op onderzoek en acquisitie. Medewerkers hebben er meer taken bij gekregen. Onderwijs en onderzoek zouden elkaar moeten versterken. Maar de druk aan beide kanten is groot: op het onderwijs door de groeiende aantallen studenten en op het onderzoek door de krimpende budgetten. Ze beginnen op gespannen voet met elkaar te staan.’

Lager onderwijsniveau

De druk op het onderwijs raakt ook op andere manieren het onderzoek. Volgens Leemans van Milieusysteemanalyse hebben onderzoekers door de werkdruk steeds minder tijd om goede voorstellen te schrijven voor acquisitie. ‘Het schiet erbij in om jouw voorstel nog eens te laten reviewen door een collega. Dat betekent dat de voorstellen minder kwaliteit hebben en er dus minder geld binnenkomt.’

Over de hele linie is het praktische niveau van de studenten gedaald

De Vries van Biochemie wijst daarnaast op het langzaam dalende niveau van het onderwijs, dat ook het onderzoek raakt. ‘Je ziet dat met name bij de masterthesis, waar studenten onderzoek doen op de leerstoelgroep. Het instapniveau van de studenten is zeer wisselend. Theoretisch zijn ze goed, maar praktisch minder.’ Begeleidende promovendi zijn veel tijd kwijt om studenten basisvaardigheden aan te leren en dat gaat ten koste van het eigen onderzoek. ‘Voorheen hadden we tien masters op de zaal, nu nog maar vijf of zes omdat de begeleiding veel tijd kost. En het zijn niet alleen internationale studenten. Over de hele linie is het praktische niveau van de studenten gedaald. Ik krijg nu al commentaar uit het bedrijfsleven dat onze studenten moeite hebben met het praktische werk.’

Kantelpunt

Stijgende werklast, stagnerende budgetten en een toenemende druk op de kwaliteit van onderwijs en onderzoek leiden tot de onvermijdelijke vraag of Wageningen op deze manier de groei nog wel aankan, vinden de hoogleraren. ‘Toen ik hier twintig jaar geleden begon als hoogleraar was Wageningen een sterfhuis’, brengt de nieuwe onderwijsbaas Bregt in herinnering. ‘De studentenaantallen waren erg laag. Er is toen een nieuw onderwijsbeleid neergelegd dat we nog steeds koesteren. Goed, kleinschalig onderwijs in mooie gebouwen en met goede faciliteiten. Dat heeft gewerkt. Maar past die aanpak nog steeds? Het huidige onderwijsmodel loopt tegen de grenzen van de mogelijkheden aan. De kleinschaligheid, met veel contact tussen docent en student, levert hoge waardering op bij de studenten. Maar er is een kantelpunt en sommige leerstoelgroepen en studierichtingen hebben dat al bereikt.’

Het huidige onderwijsmodel loopt tegen zijn grenzen aan

Volgens Bregt ligt het grootste probleem bij de begeleiding van thesisstudenten. ‘Die thesis is essentieel voor hun opleiding. Dáár leren studenten onderzoek doen. Veel competenties worden dáár aangeleerd. Aan dat knelpunt moeten we iets doen en ik heb daar ook wel een idee over. Misschien moeten we de oplossing niet zoeken in het onderwijs, maar juist in het versterken van het onderzoek. De studentenaantallen zijn verdubbeld, maar het onderzoeksbudget is in die tijd vrijwel gelijk gebleven. Als elke leerstoelgroep nu eens tien procent van het onderwijsbudget inzet voor extra onderzoek. Voor een doorsnee leerstoelgroep komt dat neer op zestigduizend euro tot een ton. Daar kun je een onderzoeker voor aanstellen. Over de hele universiteit heb je het dan over ruim tachtig extra onderzoekers. Vrij onderzoek, zonder condities, dat thesisonderwerpen oplevert waar studenten aan meewerken.’

Die overheveling van gelden heeft wel een prijs. ‘Je dwingt daarmee leerstoelgroepen vakken gedifferentieerder te maken. Extensief waar het kan en intensief waar dat nodig is, zoals bij de thesisbegeleiding. We kunnen het ons niet meer veroorloven om over de hele linie zo intensief les te geven als we gewend zijn. We proberen krampachtig de oude werkwijze overeind te houden, maar dan met veel grotere groepen studenten. Dat houden we niet vol.’

Discussie over groei

Los van aanpassingen op de korte termijn wil Bregt een structurele discussie op gang brengen over groei. ‘Wat voor universiteit willen we zijn qua omvang en opzet? Een soort MIT-achtige instelling waar studenten er zijn om het onderzoek te ondersteunen of een education hub? Ik wil drie scenario’s ontwikkelen, inclusief de financiële doorrekening en wat dat betekent voor de omvang van de staf. Groei is nu iets wat ons overkomt.’

Zo’n groeidiscussie is hoognodig, vindt ook hydroloog Uijlenhoet. ‘Het is tijd voor bezinning. Laten we pas op de plaats maken. Als nu al duidelijk is dat de staf de komende jaren niet zal meegroeien, dan moet je heel goed nadenken of je wel wilt blijven groeien. Iedereen werkt zich een slag in de rondte om alle ballen in de lucht te houden. Het onderwijsmodel en de werving zijn enorm succesvol geweest. Missie geslaagd. Maar het is nu tijd om te kijken hoe we ons de komende tien tot twintig jaar willen ontwikkelen.’

Grenzen stellen

‘Geweldig, zo’n groeidiscussie’, vindt Leemans, ‘want ik heb geen oplossingen. Ik heb het probleem van de werkdruk de laatste vier jaar voortdurend bij de directie aangekaart, maar die legt het terug bij de leerstoelgroepen. De raad van bestuur kwam met de oplossing om DLO’ers in te schakelen voor onderwijs, maar dat kan helemaal niet. Die zijn veel te duur. Mijn oplossing is promovendi bij het onderwijs te betrekken, maar dat gaat ten koste van hun onderzoek. Als meer geld voor docenten er niet inzit, zullen we grenzen moeten stellen aan de groei of zelfs terug moeten naar minder studenten.’

Pas het studentenaantal aan op het beschikbare personeel

Universitair hoofddocent Frits Claassen van Operationele Research en Logistiek is het daar niet mee eens. ‘Groei is een luxeprobleem en een uitdaging. Ik heb ook de tijden gekend van krimp, toen er donkere wolken boven onze universiteit hingen. En kijk nu eens wat we hebben staan! Fantastisch.’ Maar dat wil niet zeggen dat hij blind is voor de problematiek. Volgens Claassen is er al veel gewonnen als onderwijs de plek en waardering krijgt die het verdient. ‘De incentives liggen nu teveel bij het onderzoek en de acquisitie daarvan. Onderzoek loont, onderwijs niet of nauwelijks. Geef jonge tenure trackers die onderwijskwaliteiten hebben een carrièreperspectief en de kans zich te ontwikkelen. Er zit veel onderwijstalent tussen jonge medewerkers, daar ben ik van overtuigd. Maar je moet ze wel scouten en dat gebeurt niet. Er zijn promovendi die nauwelijks in het cursorisch onderwijs worden betrokken. Dat is toch vreemd? Promovendi en postdocs zijn de nieuwe generatie onderzoekers en docenten.’

Toelatingseisen

In een discussie over groei moet volgens Uijlenhoet ook zeker de kwaliteit van de toegelaten studenten een plek krijgen. ‘Je moet oppassen voor de valkuil dat je denkt dat vroeger alles beter was. Dat voorbehoud wil ik maken. Maar het lijkt erop dat er een grotere diversiteit is in het niveau en de ambities van de studenten die we toelaten, zowel bij de bachelors als de masters. Er zijn nog steeds toppers, maar er is een grote staart van studenten die onevenredig veel aandacht vragen. In Wageningen is een vwo-diploma voldoende om toegelaten te worden. Je kunt je afvragen of die drempel toekomstbestendig is. We trekken tegenwoordig meer en meer studenten die op het hbo wellicht beter op hun plaats zouden zijn.’

Volgens Uijlenhoet moet Wageningen zich meer profileren als een technische universiteit. ‘We zijn toegetreden tot de 4TU Federatie en dat is heel goed. Wij zijn een toepassingsgerichte universiteit, laten we dat dan ook uitstralen. We leiden ingenieurs op. Straal uit dat je er hier hard aan moet trekken en dat niet iedereen met een vwo-diploma het hier redt.’

‘Jarenlang was het not done om in Wageningen te gaan studeren’, zegt De Vries (Biochemie). ‘Nu halen we wekelijks de voorpagina van de Volkskrant. Dat is hartstikke goed. Maar je krijgt ook studenten binnen die niet helemaal het juiste beeld hebben van een studie in Wageningen. Misschien moeten we de boel omkeren en uitgaan van het beschikbare personeel en daar de studentenaantallen op aanpassen.’

Dossier groei

De aanhoudende groei van het aantal studenten houdt de Wageningse gemoederen bezig. Om de gevolgen voor het personeel op een rij te zetten, hield Resource vorige maand een enquête. Daaruit blijkt dat de werkdruk hoog is en het onderwijs minder persoonlijk wordt. De resultaten zijn gepubliceerd in Resource 19. In Resource 20 vertelden docenten hoe ze hun werkvormen zoal hebben aangepast om de groei op te vangen. In dit laatste vervolgverhaal pleiten hoogleraren voor een universiteitsbrede discussie over de groei.

Lees verder in het dossier groei.

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.