Een mosselkweker spoelt mosselzaad door gaten in het ruim, terwijl hij met zijn schip rondjes over een kweekperceel vaart. Foto: Jacob Capelle
Elke voorjaar zweven er miljoenen mossellarven in het water van de Waddenzee, op zoek naar een plek om zich te vestigen en uit te groeien. Als de mosseltjes één tot twee centimeter groot zijn, spreken we van mosselzaad. Deze mosselzaadjes klusteren samen en vormen een zaadbank. In vroegere tijden visten mosselvissers dit zaad op om het naar hun percelen te brengen, waar ze de mosseltjes uitzaaiden.
Maar mosselen kweken zoals vaders en opa’s het deden, is er niet meer bij, vertelt Capelle. ‘Er is veel onzekerheid over de effecten van de traditionele mosselkwekerij op de wilde mosselbanken en daarom moet mosselzaad nu zoveel mogelijk worden gevangen met mosselzaadinvanginstallaties in plaats van op wilde banken.’ Het werken met deze installaties, die bestaan uit touwen en netten die in het water hangen, is duurder en arbeidsintensiever. Daarom wordt het rendement voor de kwekers belangrijker.
Waterlandbouw
Mosselen kweken is eigenlijk landbouw onder water, legt Capelle uit. Hij onderzocht de invloed van verschillende factoren op de groei en overleving van de mosselen. ‘Wat er na het zaaien precies met de mosselen gebeurt, was lange tijd een grijs gebied. Als hier meer inzicht in is, kunnen kwekers daarop inspelen.’
Als de mosseltjes als hagelslag over het perceel worden uitgestrooid, organiseren ze zichzelf in groepjes en overleven ze beter.
Het uitzaaien van de mosselen blijkt een belangrijke stap in het kweekproces. De kwekers spoelen het mosselzaad door gaten in het ruim, terwijl ze met het schip rondjes over het perceel varen. ‘Als ze daarbij de mosselen erg dicht op elkaar zaaien, blijven die als een soort mat liggen en gaan ze vechten en concurreren om voedsel’, zegt Capelle. Bij de hoogste zaaidichtheid ging driekwart van de mosselen binnen vier weken dood. ‘Als de mosseltjes als hagelslag over het perceel worden uitgestrooid, organiseren ze zichzelf in groepjes en overleven ze beter.’ Te ver uit elkaar zaaien is echter ook niet goed. ‘Ze moeten zich namelijk aan elkaar vasthouden om te voorkomen dat ze wegspoelen.’
Krabbenvreetfestijn
Onderlinge concurrentie is niet het enige probleem voor de jonge mosselen, er liggen ook roofdieren op de loer. Strandkrabben lusten er bijvoorbeeld wel pap van. Capelle: ‘Het zaaien trekt veel krabben aan en op dat moment zijn de mosseltjes een gemakkelijke prooi, omdat ze zich nog niet hebben vastgehecht.’ Ongeveer een derde van het verlies in de eerste vijf weken na zaaien is het gevolg van dit krabbenvreetfestijn, ontdekte de onderzoeker. De zaaidichtheid bleek hier geen invloed op te hebben. ‘Krabben zijn territoriaal, dus die claimen een stukje bodem. Het maakt niet uit of je daar nu 1 of 10 kilo mosselen op gooit.’
Mosselkwekers vegen met deze zeesterdweil zeesterren van hun perceel. Foto: Jacob Capelle
Zeesterren
Capelle vergeleek de overleving op de kweekpercelen ook met die op wilde mosselbanken. ‘Wilde banken overleven beter in zoeter water, ondanks het feit dat de voedselkwaliteit daar minder goed is. Dit komt doordat in zouter water meer zeesterren zitten die de mosselen opeten.’ Kweekpercelen liggen juist op locaties met hogere zoutgehaltes, waar de mosselen beter groeien. Om ze te beschermen tegen de zeesterren, vegen mosselkwekers hun perceel regelmatig schoon met een speciale zeesterdweil. Deze ongediertebestrijding onder water is effectief, aldus Capelle.
Hij concludeert dat betere spreiding van mosselzaad en het verplaatsen van mosselen naar beschermde kweekpercelen leiden tot een groter mosselbestand in de Waddenzee. Dit is niet alleen van belang voor mosselkwekers, meent de onderzoeker. Ook diersoorten zoals eidereenden, die ieder jaar zo’n vijf miljoen kilo mosselen nodig hebben om de winter door te komen, profiteren hiervan.
Lees ook eens:
Mossel maakt gelukkig
Eidereend blijft soms vrijwillig kinderloos
Boeren in zee