Wetenschap
Landbouw
Natuur & milieu
Voeding

Pleidooi voor radicaal andere landbouw

Als we echt iets willen doen aan het klimaatprobleem en de oprukkende welvaartsziekten, moet het roer in de landbouw en voedselindustrie drastisch om. Dat bepleitten verschillende WUR-onderzoekers de afgelopen weken. Het nieuwe geluid lijkt weerklank te vinden.
Albert Sikkema

(Illustratie: Geert-Jan Bruins)

Onze voedselproductie moet radicaal veranderen om het hoofd te kunnen bieden aan mondiale klimaat- en gezondheidsproblemen. Dat geluid viel begin januari te beluisteren tijdens twee bijeenkomsten van Wageningen University & Research. Tijdens het Nieuwjaarscafé van WUR en adviesbureau Schuttelaar & Partners in Den Haag bespraken politici, maatschappelijke organisaties en voedselbedrijven mogelijke oplossingen voor de opwarming van de aarde, obesitas, kiloknallers en lage prijzen voor de boeren. En tijdens het jaarlijkse Agrodebat van Wageningen Economic Research in Spijkenisse hield WUR-econoom Hans van Meijl een pleidooi voor een klimaatneutrale en circulaire agrosector.

Klimaatdoelen

We moeten de huidige landbouwpraktijk snel veranderen om te kunnen voldoen aan de klimaatdoelstellingen, was de boodschap van Van Meijl tijdens het Agrodebat. In het klimaatakkoord van Parijs hebben de regeringen afgesproken om de verwachte temperatuurstijging in de wereld te beperken tot anderhalf tot twee graden Celsius. Om dat voor elkaar te krijgen, moet onder meer ons landgebruik op de schop. Landbouw, bosbouw en andere vormen van landgebruik dragen zo’n 25 procent bij aan de uitstoot van broeikasgassen, doceerde Van Meijl, terwijl deze sectoren eigenlijk meer CO2 moet opnemen dan uitscheiden om de klimaatdoelen te halen.

Hans van Meijl (Foto: www.wur.nl) Hans van Meijl (Foto: www.wur.nl)

Daar komen nog andere problemen bij. De huidige landbouw is sterk afhankelijk van fossiele energie. Die energie – die vaak zwaar wordt gesubsidieerd – veroorzaakt klimaatverandering. Daarom moet ook de landbouw omschakelen naar duurzame energie. Bovendien daalt de arbeidsinkomensquote (AIQ) in de landbouw. Dat is het belang van de productiefactor arbeid voor het inkomen. Ondernemers besparen op arbeid, mede omdat er veel belasting op arbeid wordt geheven, en investeren in arbeidsbesparende technologie. Dat leidt tot grotere ongelijkheid tussen arm en rijk. We moeten die nadelige effecten van de landbouw doorberekenen in de prijs van landbouwproducten, vindt Van Meijl, zodat er alternatieven ontstaan.

Ecotopia

De onderzoeker schetste tijdens het Agrodebat vier scenario’s voor de ontwikkeling van de landbouw, met duurzaamheid en gelijkheid als variabelen. Als we de niet-duurzame en ongelijke landbouw handhaven, is het too little and too late om het klimaatprobleem op te lossen. Kiezen we voor gelijk en onduurzaam, dan heeft iedereen te eten, maar niet voor lang. Kiezen we voor ongelijk en duurzaam, dan heeft de rijkste 1 procent van de wereldbevolking een goed leven. Alleen in een duurzame én gelijke wereld kunnen we zowel het klimaat als onze voedselsituatie verbeteren. Van Meijl noemt dit door hem gewenste wereldbeeld Ecotopia.

Maak ecologische en sociale kosten van voedselproductie zichtbaar.

Hans van Meijl, Wageningen Economic Research

In dit toekomstscenario komen ontbossing en voedselverspilling niet meer voor, eten mensen in rijke landen minder vlees en werken we aan een hoge landbouwproductiviteit per hectare. Ecotopia betekent dus dat we kiezen voor natuurbescherming, productieverhoging, een ander dieet, minimale grondbewerking (vanwege CO2-verlies) en een circulaire economie, waarbij alle afval tot waarde wordt gebracht.

Hoe kun je deze omslag vertalen naar overheidsbeleid en bedrijfsstrategie? De overheid moet volgens Van Meijl de ecologische en sociale kosten van onze huidige voedselproductie zichtbaar en voelbaar maken. Dat kan in de vorm van een CO2-heffing, vlees- of suikertaks. Dankzij de inkomsten uit deze heffingen kan de belasting op arbeid omlaag, stelt de econoom. Ook kan de overheid het kapitaal zwaarder belasten, om de gelijkheid te bevorderen. Zijn instituut kan de overheid daarbij helpen, aldus Van Meijl, door met betere economische voorspellingen te komen, waarin ook effecten op het klimaat en de ecologie zijn meegenomen.

Duurzaamheidsbonus

Bedrijven moeten duurzame productie omarmen als een kernwaarde en de bedrijfsprocessen zo aanpassen dat ze geen afval meer produceren, vindt Van Meijl. Ze moeten zorgen voor hernieuwbare grondstoffen en externe kosten verwerken in de prijs van hun producten. Daar zijn al voorbeelden van, bleek tijdens het Agrodebat waar Van Meijl zijn voordracht hield. Unilever rekent intern een ‘koolstofprijs’ voor haar grondstoffen waarin ook de CO2-productie van landbouwproducten is verdisconteerd. Dat zouden meer bedrijven moeten doen, om zodoende andere afwegingen te gaan maken bij de inkoop, stelde de Nederlandse klimaatambassadeur Marcel Beukeboom tijdens het debat.

Soms kunnen ook andere financiële prikkels helpen. Suikercoöperatie Cosun halveerde haar energiegebruik in de afgelopen decennia. Om verdere energiebesparing te stimuleren, heeft Cosun nieuwe duurzaamheidsdoelstellingen geformuleerd, vertelde Dirk de Lugt, voorzitter van de raad van beheer van Cosun. Het bedrijf overweegt nu om de bonus voor de Cosun-bestuurders niet langer afhankelijk te maken van de behaalde winst, maar van de behaalde duurzaamheidsdoelen.

Martin Scholten (Foto: Guy Ackermans) Martin Scholten (Foto: Guy Ackermans)

Andere veehouderij

Twee dagen voor het Agrodebat, tijdens het Nieuwjaarscafé van Schuttelaar & Partners en WUR in Den Haag, hield ook Martin Scholten een pleidooi voor een radicale omslag naar een klimaatneutrale voedselproductie. De algemeen directeur van de Animal Sciences Group stelde dat we toe moeten naar voedselproductie in gesloten kringlopen, waarin we efficiënt en beter voedsel per hectare produceren en mest volledig benutten als waardevolle groene grondstof. Als we deze kringlopen optimaliseren, ontstaat een duurzaam dieet met 25 tot 40 procent dierlijke eiwitten, aldus Scholten. Zo’n duurzaam dieet bevat minder vlees dan veel mensen in rijke landen nu eten en haalt een betere klimaatscore dan een vegetarisch dieet.

Scholten schetste een veehouderij die wordt gevoed door gras en landbouw- en voedselresten, waarbij de uitstoot van broeikasgassen drastisch omlaag gaat. Volgens Scholten is deze omslag ook nodig om de boeren weer een toekomstperspectief te geven. ‘We moeten niet blijven steken in de begrenzing van de huidige veehouderij, want dan zijn er over tien jaar weinig boeren meer over. We moeten investeren in nieuwe kringloopketens waarin we dieren en mest optimaal benutten.’

Investeer in kringloopketens waarin we dieren en mest optimaal benutten.

Martin Scholten, Animal Sciences Group

Scholtens betoog maakt duidelijk dat niet alleen het klimaatprobleem bepalend wordt voor de toekomstige voedselproductie. De nieuwe aanpak moet er ook voor zorgen dat belangrijke grondstoffen – denk aan fosfaat – niet uitgeput raken en het milieu vervuilen. Bovendien moet de landbouw aan de basis staan van een nieuwe bio-economie als de fossiele brandstoffen straks zijn uitgeput. Het landbouwbeleid moet dus meerdere doelen dienen.

Welvaartsziekten

De nieuwe term voor dergelijk – beoogd – landbouwbeleid is ‘inclusief’. Politici willen bijvoorbeeld een ‘natuur-inclusieve landbouw’, een voedselproductie met behoud van biodiversiteit. Maar de term wordt ook gebruikt om ongelijkheid en armoede in de wereld aan te kaarten. Zo vertaalt Van Meijl ‘inclusief’ naar zijn scenario’s van (on)gelijkheid in de wereld. En Scholten zegt eigenlijk: de omslag in de agrosector moet ‘boer-inclusief’ zijn, want zonder boeren heb je geen voedsel. Een vanzelfsprekendheid is dat niet, want 30 procent van de Nederlandse boeren wordt momenteel onderbetaald, blijkt uit cijfers van WUR.

Maar dan is er nog een belangrijke uitdaging bij de huidige voedselproductie. Er gaan steeds meer mensen vroegtijdig dood door slechte voeding. Ons huidige dieet is een bron van welvaartsziekten. En dat kunnen we alleen oplossen door drastisch in te grijpen, hoor je steeds vaker. Zo pleitte de Amsterdamse voedingshoogleraar Jaap Seidell onlangs tijdens de publiekslezing van de Nederlandse Academie van Voedingswetenschappen voor een verbod op ultra-processed foods.

Onze basisproducten worden vaak dusdanig bewerkt dat ze weinig voedingswaarde meer hebben, maar wel veel zout en suiker bevatten, doceerde Seidell. Zestig procent van onze calorie-inname komt uit snacks, frisdrank en fastfood. Van de toegevoegde suikers die we eten, komt zelfs 90 procent uit deze producten. Het enorme aanbod van deze lekkere, makkelijke, goedkope en lang houdbare producten is waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak van de opmars van welvaartsziekten, stelde de hoogleraar Voeding en gezondheid aan de VU.

Suiker en vet

Volgens Seidell richten overheid en wetenschap zich nu teveel op de gevolgen van ongezond eetgedrag. Jaarlijks worden miljarden aan zorgkosten uitgegeven aan bloeddruk-, cholesterol- en bloedsuikerverlagende middelen, terwijl de oorzaken van dat eetgedrag niet worden weggenomen. ‘Zolang er nog zoveel snacks en frisdranken worden aangeboden in scholen, sportkantines en ziekenhuizen, is het dweilen met de kraan open.’

Zolang er nog zoveel snacks en frisdranken worden aangeboden in scholen, sportkantines en ziekenhuizen, is het dweilen met de kraan open.

Jaap Seidell, voedingshoogleraar

De meest eenvoudige maatregel lijkt het belasten van ongezonde voeding door middel van bijvoorbeeld suiker- of vettaks. Verschillende politieke partijen zijn voor een suikertaks op frisdranken. Andere partijen kiezen liever voor voorlichting en kraakheldere etiketten op voedingsmiddelen om de consument te waarschuwen voor ongezonde voeding, bleek tijdens het Nieuwjaarscafé van WUR en Schuttelaar & Partners. Eerder werd al gepleit voor een verbod op ongezonde voeding in openbare gebouwen van de overheid, zodat de regering het goede voorbeeld geeft.

Al die mogelijke maatregelen hebben zo hun beperkingen. Waarschuwingsstickers op de verpakking zetten de consument niet snel aan tot ander gedrag, heeft de campagne tegen roken bewezen. Het verbieden van producten maakt die producten aantrekkelijk voor jongeren en leert ze niet zelf te kiezen tussen goed en fout, zeggen pedagogen. En een belasting of hoger BTW-tarief voor voedsel leidt tot hogere consumptieprijzen (slecht voor de minima) of lagere grondstofprijzen (slecht voor de boeren), roepen tegenstanders van belasting op voedsel. Niets doen lijkt echter ook geen optie.

Vleestaks

Naast levensmiddelen met veel suiker en vet ligt ook goedkoop vlees – de ‘kiloknaller’ – onder vuur. Zo ontstond tijdens het Agrodebat ook een discussie over vleestaks. Het argument voor zo’n belasting is simpel. We moeten minder vlees eten, want dat is beter voor het klimaat en onze gezondheid. Met klassiek economisch beleid – belasting heffen – kan dit worden afgedwongen. Het belangrijkste tegenargument van de vleessector is dat vleestaks de aantrekkelijkheid van Nederlands vlees op de internationale markt aantast, terwijl onze veehouders vlees produceren dat aan veel milieu-, welzijns- en gezondheidseisen voldoet. Zo bezien werkt de vleestaks dus averechts.

Toch heeft ook de Nederlandse vleessector geen baat bij de status quo, want het huidige verdienmodel van de intensieve veehouderij staat behoorlijk onder druk. De ‘kiloknaller’ is ook een symbool van het stunten met voedsel door de supermarkten en de lage vleesprijzen voor de veehouders. Die zijn dan ook naarstig op zoek naar ‘concepten’ om een betere prijs te ontvangen. Een veehouderij met hogere marges lijkt hard nodig om te kunnen investeren in de circulaire en klimaatneutrale agrosector.

True pricing

Dus hebben ook de boeren belang bij een nieuw rekenmodel dat Wageningen Economic Research en het bedrijf True Price half januari presenteerden: true pricing, het in rekening brengen van de maatschappelijke kosten en baten van voedsel. Onder het mom van true pricing kan de overheid bijvoorbeeld de ongezonde suikers en vetten in rekening brengen bij de voedingsindustrie, zodat ze er minder van gebruiken. Dat levert gezondheidswinst op en die winst – beter gezegd: die afname van de zorgkosten – kan de overheid investeren in een klimaatbestendige en circulaire landbouw. Zo kan ook de gezondheidszorg directe invloed gaan uitoefenen op onze voedselproductie.

Deze week overlegt de top van de overheid en het bedrijfsleven over een samenhangende voedselagenda (zie kader). Met de recente discussies lijken WUR-wetenschappers en hun partners hier al een voorschot op te hebben genomen. Duidelijk is dat zo’n integraal voedselbeleid volgens de wetenschappers over veel méér moet gaan dan over landbouw en economie. De smeltende ijskappen en de obesitasepidemie moeten mede ons dieet gaan bepalen.

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.