Wetenschap
Nieuws

Minder geld voor eigen onderzoek dan gedacht

Universiteiten zijn veel afhankelijker van externe financiering dan de cijfers doen vermoeden. Meer dan de helft van de miljoenen die bestemd zijn voor eigen onderzoek gaat op aan matching van talentbeurzen of geld uit Europa.
Hoger Onderwijs Persbureau

Universiteiten hebben minder keuzevrijheid dan veel mensen denken, stelt het Rathenau Instituut in een vandaag gepubliceerd rapport. Er is helemaal niet zoveel ruimte om te bepalen welk onderzoek wel geld krijgt en welk onderzoek niet.

Dat komt doordat de zogeheten eerste geldstroom, het geld dat universiteiten krijgen van de overheid, voor een groot deel opgaat aan matching van de tweede en derde geldstroom: geld van bijvoorbeeld de Europese Unie, onderzoeksfinancier NWO of het bedrijfsleven.

Matching betekent in sommige gevallen dat de instelling waar een wetenschapper aan verbonden is zelf net zo veel geld aan het onderzoek moet besteden als de Europese beurs waard is. In andere gevallen betekent het dat een instelling extra kosten moet maken, bijvoorbeeld voor laboratoria of dure apparatuur.

De eerste geldstroom is dus niet tien, maar 2,2 keer zo groot als de tweede geldstroom.

In 2014 besteedden faculteiten gemiddeld 65 procent van het publieke geld dat bestemd is voor onderzoek aan matching, blijkt uit het Rathenau-rapport. Dat komt neer op 1.580 miljoen euro. De eerste geldstroom is dus niet tien, maar 2,2 keer zo groot als de tweede geldstroom,

Dat beperkt de bewegingsvrijheid van faculteitsdecanen, aldus het Rathenau. Ze zijn afhankelijker van studentenaantallen en van talentbeurzen voor individuele wetenschappers dan de overheid waarschijnlijk denkt.

Niet voor niets kreeg het rapport de titel ‘Chinese bordjes’. Decanen ‘zijn de jongleurs die als in de circusact proberen zoveel mogelijk bordjes op stokken te laten balanceren’, aldus het Rathenau.

Volgens het Rathenau weten beleidsmakers, bestuurders en politici vaak niet hoe de vork in de steel zit.

Volgens het Rathenau weten beleidsmakers, bestuurders en politici vaak niet hoe de vork in de steel zit. De auteurs concluderen ‘in deze discussies een tekort aan feitelijke informatie over de werking van beleid en de verdeling van financiering’.

Om dat op te lossen, stellen de auteurs voor om helemaal af te stappen van de termen ‘eerste’, ‘tweede-’ en ‘derde geldstroom’. Het zou veel duidelijker zijn om te spreken over publieke versus private financiering en directe financiering versus competitieve financiering.

Het Rathenau Instituut doet vaker onderzoek naar wetenschap en technologie. De publicatie ‘Chinese bordjes’ is onderdeel van het grotere thema ‘Tussen wetenschapsbeleid en onderzoekspraktijk’.

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.