Bestuursvoorzitter Sjoukje Heimovaara kreeg vorige week in Orion het eerste exemplaar overhandigd van de Canon van de Nederlandse Boerennatuur, dat vijftig plant- en diersoorten beschrijft die karakteristiek zijn voor het Nederlandse platteland. Het boek kwam tot stand met stevige Wageningse inbreng.
‘Als het aan Liesje [Mommer] en Dirk [van Apeldoorn] had gelegen, dan had deze canon wel duizend pagina’s geteld’, vertelde KNNV-uitgever Nicole van Hoorn bij de boekpresentatie. Ze schetste hoe zij en auteur Dick de Vos zo’n anderhalf jaar geleden hadden aangeklopt bij WUR voor advies over de samenstelling van de canon en zo in contact kwamen met Mommer en Van Apeldoorn, als hoogleraar respectievelijk onderzoeker nauw betrokken bij het Wageningen Biodiversity Initiative. ‘Toen we ze vroegen welke planten en dieren zeker thuishoren in die canon en wat erover te vertellen valt, buitelden de soorten en de verhalen werkelijk over elkaar heen. Hun enthousiasme was aanstekelijk’, aldus de uitgever.
Bij Mommer en Van Apeldoorn vond het redactionele team ook de bevestiging dat ‘boerennatuur’ wel degelijk bestaat; dat het een het ander niet uitsluit, sterker nog: dat Nederland verschillende plant- en diersoorten herbergt die dankzij agrarische activiteiten een geschikte habitat vinden. Simpel gezegd: geen grutto’s zonder grasland (al moet dat grasland wel wat kruidenrijker worden…) en Nederland heeft nog veel meer van dat soort cultuurvolgende soorten.
Natuur als partner
De samenhang tussen natuur en cultuur is ook het thema van het voorwoord van het boek, geschreven door WURs emeritus bijzonder hoogleraar Ecologie en filosofie van het natuurherstel Matthijs Schouten. ‘We zijn eraan gewend geraakt mens en natuur tegenover elkaar te plaatsen. Het blijkt echter dat er wel degelijk een samenwerking mogelijk is die niet alleen de mens maar ook de natuur ten goede kan komen’, stelt hij. ‘Maar dan zullen we de natuur wel meer als partner moeten gaan zien.’
Onderzoeksprogramma CropMix draait min of meer rond de natuur als partner. Hoogleraar Entomologie Erik Poelman, samen met Van Apeldoorn drijvende kracht achter dit project, vertelde er kort over tijdens de boekpresentatie. CropMix bestudeert bijvoorbeeld of de ecologische processen in gewasdiverse teelstystemen plaagonderdrukking (deels) kunnen ondervangen. Ook inventariseert het project wat strokenteelt betekent voor de biodiversiteit (‘Wij gaan voor veel meer dan vijftig soorten’, grapte Poelman). Mooi resultaat: CropMix kon al na twee jaar meten vaststellen dat strokenteelt duidelijk meer vogels en vogelsoorten telt dan volveldse (monocultuur)teelten. En dat effect is ook dichtbij huis te merken, meldde Poelman: op de strokenteeltproefvelden achter de campus is weer regelmatig het roepje te horen van de patrijs, de akkervogel die – inderdaad – een plek kreeg in de Canon van de Nederlandse Boerennatuur.