Bioloog Dick Belgers heeft in tien jaar tijd al 2.800 soorten insecten gespot. Gewoon in zijn achtertuin. Een gewone sterveling komt misschien tot tien of twintig soorten kleine vliegende beestjes in zijn tuin. Een bioloog ziet ongetwijfeld iets meer. Maar 2.800 verschillende insecten? En dat in een stadstuin? Laat dat aantal even op je inwerken.
Dick Belgers is helemaal geen entomoloog. Van huis uit is hij botanist, hij studeerde aan de STOVA in Wageningen en de HAS Larenstein. Hij raakte verslingerd aan insecten toen hij nog in de Blauwe Kamer woonde, nabij de pont naar Opheusden. ‘Eerst aan wilde bijen. Ik ben imker. In 2008 raakte ik overspannen en ben ik met een netje insecten gaan vangen. Toen is mijn liefde voor de entomologie begonnen. Voor wespen, bijen, vliegen, kevers. Eigenlijk voor alles. Ik ben een generalist.’
Tien jaar geleden verhuisde Belgers naar de Nassauweg op de flanken van de Wageningse Berg. Daar heeft hij de beschikking over een prachtige tuin van om en nabij de 500 vierkante meter. Voor een stadstuin flink aan de maat. Sindsdien is hij bezig met zijn verzameling. Hij inventariseert en fotografeert alles wat vleugels en zes poten heeft (‘Ik doe minder aan bijvoorbeeld spinnen, pissebedden en slakken)’ en dat heeft in tien jaar tijd het fabelachtige aantal van 2.800 soorten opgeleverd. En iedere week komen er weer nieuwe bij. ‘Ik ben al tien jaar bezig met mijn BioBlitz.’
Belgers verzamelt soorten, maar noemt zich geen soortenjager. ‘Ik reis niet heel Nederland af om bovenaan de lijst te komen van waarneming.nl. Absoluut niet. Het gaat mij om de ecologie in mijn tuin. Mijn passie is de niet-aaibare insecten een smoel geven. Letterlijk, door ze op de foto te zetten. Sommige zijn nog nooit gefotografeerd. Van die 2.800 soorten zijn er bovendien 60 tot 70 die zelfs nieuw zijn voor de Nederlandse fauna. Die zijn nog nooit eerder door iemand gezien. Veel daarvan moet nog worden gepubliceerd.’
Lichtkoepels
De Nederlandse fauna telt 20.000 soorten insecten. In Belgers’ tuin is daarvan dus zo’n 14 procent gespot. Hoe kan dat? En waarom ziet hij zoveel nieuwe soorten? Die vraag kent meerdere antwoorden. Het belangrijkste ‘wapen’ van Belgers zijn de vier lichtkoepels in de overkapping aan de achterkant van zijn huis. ‘In mijn koepels vang ik 85 tot 90 procent van mijn insecten. Levend, dat vind ik belangrijk. Ik gebruik geen vallen waarin ze dood gaan. Ik moet natuurlijk wel elke dag kijken, want anders zijn ze weer weg.’
Ik reis niet heel Nederland af, het gaat mij om de ecologie in mijn tuin
Een tweede verklaring is de locatie. ‘Dit is natuurlijk geen gewoon stadstuintje’, erkent Belgers. ‘Zeker niet met die omgeving hier, de uiterwaarden, de grote oude eiken langs de Generaal Foulkesweg, de arboreta in de buurt en de Berg die opwarmt in de zon. Het is hier een oase, of eigenlijk zijn het diverse oases die aan elkaar zijn gekoppeld. Er zitten hier bijvoorbeeld ranonkelbijen, die op boterbloemen vliegen. Die bloemen heb ik niet in mijn tuin, maar ze zitten wel in de uiterwaarden. Die bijen komen hier nestelen in mijn grote bijenhotel.’
Wat ook meespeelt is dat het in het veld slecht gaat met de insecten. Opportunisten trekken zich daarom terug in de stad. Belgers: ‘Er zitten hier grote wolbijen, die buiten de stad nauwelijks nog voorkomen. Die hebben zich aangepast aan deze omgeving. Steden vergroenen, tegels gaan eruit, dat trekt insecten aan. En vergeet niet dat we door klimaatverandering de komende tijd veel meer insecten krijgen vanuit het zuiden. Hoe warmer het wordt, hoe meer insecten. Langzaam maar zeker komen die deze kant op.’
Obscure beestjes
Belgers is dus voorlopig nog wel even zoet. ‘Ik denk dat ik hier wel op een kleine 4.000 soorten moet kunnen komen. Volgens mij vliegt er veel meer rond dan wij denken. In zo’n ecosysteem als dit wemelt het van de beesten. Alleen, je moet ze wel zien en vangen.’ En daar heb je dus mensen voor nodig als Dick Belgers en het legertje aan experts dat hij achter de hand heeft. ‘Ik doe dit niet allemaal alleen. Als ik een beest vang, waarvan ik denk dat-ie speciaal is, gaat-ie in een potje met alcohol en stuur ik het op naar experts. Er zitten zoveel obscure beestjes tussen.’
Steden vergroenen, tegels gaan eruit, dat trekt insecten aan
Die enorme diversiteit stelt hem ook voor raadsels. Een voorbeeld. ‘Er zitten hier ongeveer 80 soorten paddenstoelmuggen. Hele rare, gevlekte insecten; meer vliegen dan muggen want ze steken niet. Er zijn zo’n 250 soorten paddenstoelmuggen in Nederland en die hebben allemaal een een-op-een relatie met paddenstoelen. Het zijn hele kleine beestjes, die echt geen kilometer kunnen vliegen. Dus ergens in deze omgeving moeten paddenstoelen zijn. Maar waar?’
Zijn passie deelt hij sinds twee jaar via LinkedIn #magheteenbeestjemeerzijn. ‘Dat vind ik zo leuk om te doen. Daar krijg ik veel energie van.’ Bijna dagelijks post hij een foto met een kort stukje tekst. De foto’s zijn steeds identiek van opzet: een beestje op een vel wit papier, zodanig belicht dat het insect een schaduw op het papier werpt. ‘Zo lijkt het alsof ze los komen van het papier.’ De stukjes maken veel reacties los. ‘Pas had ik een foto gemaakt van twee rode wantsen, een vuurwants en een kaneelwants. Het verhaaltje ging over de verschillen. Dat is 65.000 keer bekeken. Dat is toch raar!’