Elk jaar wordt één Wageningse docent extra in het zonnetje gezet en verkozen tot ‘Teacher of the Year’. Ignas Heitkönig (Wildlife Ecology and Conservation) mocht die titel een jaar lang dragen. Resource sprak hem over zijn studententijd en zijn weg naar het docentschap.
Wat wilde je worden toen je klein was?
‘Ik ben geboren in 1957 in het katholieke Sittard. Van kleins af aan heb ik moeite gehad met het grote contrast tussen arm en rijk. Als jonge tiener overwoog ik monnik te worden bij de Franciscanen, ook wel ‘minderbroeders’ genoemd vanwege hun bescheiden levensstijl.’
In 1975 kwam je naar Wageningen om Biologie te studeren. Hoe was je studentenleven hier?
‘Biologie was een van de zwaarste opleidingen. Ik was een brave student, maar er waren veel afleidingen. Ik werd lid van SSR. Niet van het katholieke KSV − ik had het gevoel dat ze daar vooral veel bier wilden drinken. Het eerste jaar heb ik toen niet gehaald en ik overwoog fysiotherapie te gaan studeren omdat ik daarmee mensen kon helpen, maar uiteindelijk gaf ik Biologie nog een kans. Deze keer lukte het wel. Vervolgens ging ik zoveel mogelijk tropische vakken volgen, van tropische plantenteelt en -veeteelt tot -bodemkunde. Ik wilde naar de tropen om de wereld te verbeteren, zag mezelf als wereldverbeteraar.’

Je liep stage in Mali. Wat deed je daar?
‘In die tijd werd die regio vaak getroffen door hongersnood door droogte. Het onderzoek ging over de vraag of mensen wild, in plaats van vee, konden gebruiken als dierlijke eiwitbron. Het was spannend en leuk werk en ik had een goede klik met mijn begeleider Steven de Bie, dus regelde ik dat ik ook kon afstuderen bij dat project. Ik ging het dieet van de paardantiloop onderzoeken door stront te verzamelen en analyseren. Paardantilopen hebben droge stront, een beetje zoals schapenkeutels. Na behandeling met salpeterzuur kun je onder de microscoop determineren wat voor planten ze eten. Tegenwoordig zou je alles in een AI-systeem gooien, maar toen ging dat nog zo. Ik heb een determinatiesleutel gemaakt die later ook door andere studenten werd gebruikt om plantensoorten ter herkennen in de poep van West-Afrikaanse dieren.’
En via de paardantiloop kwam je in Zuid-Afrika terecht.
‘Tijdens een conferentie in Finland ontmoetten De Bie en ik Norman Owen-Smith: een Zuid-Afrikaan die een promovendus zocht om paardantiloop-onderzoek te doen − nét de soort waar ik poeponderzoek naar had gedaan. Owen-Smith wilde weten waarom paardantilopen het goed doen op nutriënt-arme gronden terwijl andere grote grazers zoals zebra’s het daar veel minder goed doen. Reuze-interessant, maar ik dacht ook: Zuid-Afrika, het land van de apartheid, dáár ga ik niet heen. Dat druist tegen alles in waar ik voor sta. Ik weet nog dat ik urenlang twijfelend door een regenachtig Helsinki heb gedwaald: moet ik dit doen of niet? Het was een onmogelijke keuze.’
Je ging toch.
‘Iemand in Wageningen zei: als je daar bent kun je misschien de pijn van de apartheid wat verminderen. Ik hakte de knoop door en vloog die kant op. Mijn universiteit bleek een anti-apartheidsuniversiteit te zijn die op gespannen voet stond met de overheid. Ik voelde me snel thuis in dat Engelstalige wereldje waar men het apartheidssysteem haatte.’
Ik probeerde docenten na te doen van wie ik zelf had genoten als student
Ignas Heitkönig, docent Wildlife Ecology and Conservation
Hoe verliep je promotieonderzoek?
‘Het was een leuk onderzoek met veldwerk op twee uur rijden van Johannesburg. Daar leefde een kudde paardantilopen in een gebied met nutriënt-arme bodem. Er waren ook wat tamme paardantilopen. Zo kon ik van dichtbij observeren wat zij uit de natuur haalden. Toch verliep het moeizaam: ik had niet zo’n goede klik met mijn begeleider en het promotietraject was erg ouderwets. Toen mijn beurs op was, was m’n proefschrift nog niet af. Om rond te komen ging ik werken als docent op de universiteit van Venda. Het departementshoofd vond dat ik met mijn kennis van paardantilopen-fysiologie wel een cursus dierfysiologie aan tweedejaars studenten kon geven. Ik heb fysiologieboeken gekocht en dook in het diepe.’
Plots was je docent.
‘Ja. Het was kleinschalig onderwijs, met hooguit vijftien studenten per cursus. Experimenten bedenken met wormen, muizen of insecten. Ik probeerde docenten na te doen van wie ik zelf had genoten als student en collega’s die ik in Johannesburg aan het werk had gezien. Iemand zei: je kunt allerlei pedagogische trucjes toepassen, maar uiteindelijk is studenten enthousiasmeren het mooiste dat je kunt bereiken. Het was een geweldige ervaring.’
Waarom keerde je terug naar Nederland?
‘Ik was ondertussen getrouwd met een Nederlandse verpleegkundige die werkte met ondervoede kinderen. Ons
leven was mooi maar ook zwaar. Voor mijn vrouw was het moeilijk om steeds weer dezelfde ondervoede kinderen te zien die vastzaten in een armoedeval. Dus toen mijn oude begeleider De Bie begin jaren negentig contact met me opnam en vertelde dat zijn positie − universitair docent Wildlife Ecology − vrijkwam, was dat een geschenk uit de hemel. In vakanties had ik aan mijn proefschrift gewerkt, dus dat was bijna afgerond. Ik solliciteerde en tot mijn stomme verbazing kreeg ik de baan. Na tien jaar Zuid-Afrika keerde ik terug naar Wageningen. Ik werd geen monnik, maar docent, maar de liefde voor de natuur en de zorgen over onrecht zijn gebleven.’
We spraken Ignas Heitkönig ook over activisme, buitenonderwijs, cake brengen aan A12-blokkeerders en een trambaan naar Ede. Dat verhaal lees je hier.