Organisatie
Medewerkers

Wageningse prof blijft meneer

Nog altijd is minder dan een op de tien Wageningse hoogleraren van het vrouwelijke geslacht. Een voorkeursbeleid om de verhouding recht te trekken is taboe, maar andere middelen lijken niet goed te werken. 'Het kan op andere universiteiten, waarom niet hier?' Door Linda van der Nat en Rob Ramaker

‘Dit schiet niet op!’ Met die kreet van frustratie reageerden dertig Wageningse wetenschappers in een open brief op het nieuws dat het aandeel vrouwelijke hoogleraren in Wageningen fors achterblijft. Volgens de monitor Vrouwelijke Hoogleraren, die 11 oktober uitkomt, is slechts 9 procent van de vaste WU-hoogleraren vrouw. Het landelijk gemiddelde bedraagt 15 procent. Als er niets gebeurt, wordt Wageningen UR dit jaar zelfs landelijk hekkensluiter, nu enkele vrouwelijke hoogleraren met pensioen gaan.Eén ding is duidelijk: de ondervertegenwoordiging in hoge posities ontstaat niet door een gebrek aan talent, maar door een zogenaamde ‘lekkende pijpleiding’. Van de Wageningse studenten is 62 procent vrouw, onder promovendi ligt het percentage nog op 56 procent. Bij elke stap omhoog in de academische pikorde vallen er vervolgens relatief veel vrouwen af. De voornaamste flessenhals zit tussen de functies ud en uhd, waar het aandeel vrouwen halveert. Het aantal vrouwelijke kandidaten dat beschikbaar is voor een hoogleraarschap wordt daardoor beperkt. DoorstromingBert Holtslag merkt dat bij sollicitatieprocedures: ‘Ik heb verschillende keren zelf in benoemingscommissies voor hoogleraren gezeten,’ vertelt de hoogleraar Meteorologie. ‘Doorgaans hadden we weinig vrouwelijke sollicitanten.’ Een beeld dat ook andere Wageningse hoogleraren bevestigen. Wageningen is niet de enige universiteit die worstelt met een scheve verhouding tussen mannen en vrouwen in de wetenschappelijke top. Alle Nederlandse universiteiten bungelen ver onder het Europese gemiddelde. Maar terwijl de emancipatie in Wageningen stokt, pakken andere Nederlandse universiteiten het probleem voortvarend aan.Neem bijvoorbeeld de Radboud Universiteit Nijmegen. Daar steeg het aandeel vrouwelijke hoogleraren volgens VSNU-cijfers de afgelopen vijf jaar van 15 naar 21 procent. Het aantal uhd’s ging omhoog van 19 naar 27 procent. Het geheim? ‘Harde afspraken,’ zegt vicevoorzitter Anton Franken van het Nijmeegse college van bestuur en voormalig onderzoeker bij Wageningen UR. ‘Wij hebben als CvB besloten dat van alle te benoemen hoogleraren één op de vier een vrouw moest zijn. Daar proberen we ons zo nauwgezet mogelijk aan te houden.’De universiteit trok in 2007 na een donderpreek van de toenmalige collegevoorzitter alle beleidsregisters open. Franken: ‘Er kwamen een actieplan, subsidies en stimuleringspremies voor talentvolle vrouwelijke onderzoekers, docenten en postdocs.’ Trots is hij verder op een mentor- en coachingsprogramma dat vrouwen koppelt aan ervaren wetenschappers of decanen. Volgens Franken zijn de reacties vanuit de universiteit overwegend positief. ‘Het enige signaal dat ik krijg, is dat men vindt dat mannen deze mogelijkheden ook zouden moeten krijgen. Daar hebben ze gelijk in, maar op dit moment hebben we wat in te halen. Mannen zijn nu even niet aan de beurt.’ StreefcijfersIn Wageningen zocht een klankbordgroep in 2008 naar manieren om de diversiteit binnen de universiteit te vergroten. De commissie stelde onder meer voor om een ­target in te stellen van 30 procent voor de doorstroom van vrouwen én in de samenstelling van benoemings- en sollicitatiecommissies. Martin Scholten, nu directeur bij de Animal Sciences Group, was voorzitter en merkte dat vooral het instellen van streefcijfers op flinke weerstand stuitte. ‘Het wordt geassocieerd met positieve discriminatie; iets waar de raad van bestuur sterk op tegen is.’ Volgens Scholten was de aanbeveling er echter op gericht de doorstroming tussen de schalen wat meer te stroomlijnen. ‘Wanneer 30 procent van de ud’s vrouw is, moet het aandeel in de bevorderden dus ongeveer net zo groot zijn. Dat heeft niets met positieve discriminatie te maken.’Streefcijfers zijn inderdaad onwenselijk, vindt rector Martin Kropff. ‘Je moet voorkomen dat je bij benoemingen vreemde keuzes moet maken omdat je targets hebt. Kwaliteit blijft leidend.’ Toch benadrukt hij dat Wageningen echt meer vrouwen in de top wil. Naar aanleiding van het rapport van Scholten zijn drie concrete maatregelen genomen, vertelt Kropff. ‘In elke benoemingsadviescommissie hebben we nu twee vrouwen zitten, en de commissies zoeken ook actief naar vrouwelijk talent.’ Verder is er volgens hem veel aandacht voor vrouwelijk talent binnen het tenure track-programma én bij het benoemen van persoonlijk hoogleraren. Maar dat zijn magere doekjes voor het bloeden, vindt Ellis Hoffland, zelf persoonlijk hoogleraar en een van de initiatiefnemers van de open brief. Persoonlijk hoogleraren hebben immers geen eigen leerstoelgroep en zijn dus minder invloedrijk. Ook stelt ze dat tenure track mogelijk met een eigen glazen plafond worstelt. Kropff heeft al aangegeven hierover graag met haar en andere critici in discussie te willen. Specifieke aandachtGelukkig zijn niet alle Wageningse statistieken kommer en kwel. Zo nam het aandeel vrouwelijke universitair do-centen (ud’s) de afgelopen vijf jaar toe van 25 naar 31 procent en het aandeel universitair hoofddocenten (uhd’s) van 14 naar 16 procent. Ook Scholten ziet lichtpuntjes. ‘Het glazen plafond is al één salarisschaal omhoog. Bovendien leveren vrouwen een stevige afvaardiging aan talentenprogramma’s, zoals tenure track van de universiteit en het Talent Development Programma van DLO.’ En bij DLO neemt ook het aantal benoemingen van vrouwen in het lijnmanagement toe.Toch vindt Scholten dat Wageningen UR niet genoeg heeft doorgepakt. ‘Onze aanbevelingen zijn weliswaar overgenomen, maar niet echt verankerd in personeelsbeleid.’ Hoffland is ook niet onder de indruk van de dadendrang en het beleid in Wageningen. ‘Er is niets gedaan met het rapport Scholten,’ zegt ze, ‘en we hebben inmiddels sowieso genoeg rapporten en analyses. Er moet een krachtig beleid gevoerd worden. Het bestaande beleid is echt onvoldoende.’ Wat er volgens haar nodig is, is lef: ‘Het kan op andere universiteiten, waarom hier niet?’ De lekkende pijpleidingDe doorstroom van vrouwen naar hoge wetenschappelijke posities stokt, terwijl de aanvoer van talentvolle vrouwen de afgelopen jaren flink is gegroeid. Wat is de reden van deze ‘lekkende pijpleiding’? Onderzoekster Marieke van den Brink focust in haar rapport Hoogleraarbenoemingen in Nederland (m/v) uit 2011 op de benoemingsprocedures. Deze blijken niet altijd open en transparant. Zo gebeurt scouting vooral in de netwerken van (mannelijke) commissieleden. Verder houden commissies zich niet aan protocollen en leggen te weinig verantwoording af. Ten slotte zorgen strenge vacature-eisen voor subjectieve beoordelingen. Omdat bijna geen kandidaat voldoet aan het complete plaatje (het zogenaamde schaap met de vijf poten), worden individuele punten afgewogen. Hierbij spelen impliciete (voor)oordelen, bijvoorbeeld over de competentie en rol van vrouwen, een rol. Hoe er over vrouwen op hoge functies, zelfs anno 2012 nog, gedacht wordt, bewees een Yale-publicatie in PNAS, afgelopen augustus. Onderzoekers lieten professoren feedback geven op dezelfde sollicitatiebrief met daarboven een vrouwen- óf mannennaam. Ze beoordeelden ‘vrouwelijke’ sollicitanten gemiddeld als minder competent, minder interessant om aan te nemen en schaalden hun startsalaris duizenden dollars lager in. Overigens hadden zowel mannelijke als vrouwelijke professoren dit scheve beeld.

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.