‘De eerstejaars krijgen voorrang op de campus’

Als de omstandigheden het toelaten, dan wil WUR vanaf september de Wageningse campus weer openstellen. Vooral voor eerstejaars studenten, practica en kleinschalig intensief onderwijs. WUR-bestuurslid Arthur Mol en onderwijsdirecteur Arnold Bregt geven een toelichting.
Foto: Guy Ackermans

Dit studiejaar komen de studenten niet of nauwelijks meer naar de campus om onderwijs te volgen. Ook voor het personeel blijft het advies: thuiswerken. Maar ondertussen is er ook een perspectief nodig voor het nieuwe studiejaar. Heeft het bijvoorbeeld voor eerstejaars studenten zin om naar Wageningen te komen? De raad van bestuur werkt momenteel aan scenario’s hoe de campus vanaf september gestaag open kan. Bestuurslid Arthur Mol en onderwijsdirecteur Arnold Bregt geven de contouren van de anderhalve-meteruniversiteit.

Wat hebben jullie eerstejaars studenten te bieden in het nieuwe studiejaar?
Bregt: ‘We willen de kernkwaliteiten van het Wageningse onderwijs overeind houden. Die kernkwaliteiten zijn: een persoonlijke aanpak; onderwijs in groepjes zodat er interactie mogelijk is tussen de studenten en de docenten; werken aan concrete problemen en skills en vaardigheden opdoen, bijvoorbeeld in de vorm van lab- en veldwerk. Deze zaken willen we met voorrang op de Wageningse campus aanbieden. Daarbij moeten we inspelen op de ontwikkeling van de coronacrisis.
‘In de nieuwe setting ontstaat een combinatie van onderwijs op de campus en virtual classrooms. Daarbij willen we adaptief te werk gaan: op campus als dat mogelijk is, online omdat het kan.’
Mol: ‘En we willen de international classroom behouden op campus. Dus we nodigen ook internationale studenten uit om naar Wageningen te komen, virtueel en fysiek. Het zal een duaal systeem worden, waarbij studenten in werkgroepjes bijeenkomen op de campus, maar ze ook interactieve online colleges volgen en opdrachten uitwerken.’

Een kwart van het onderwijs op de campus, de rest digitaal?
Mol: ‘We denken inderdaad aan 25 à 30 procent van het onderwijs op de campus in de eerste helft van het komend studiejaar. Meer lijkt nu niet mogelijk. Het openbaar vervoer is een knelpunt. Het kabinet heeft besloten dat studenten niet in de spits mogen reizen dus daar moeten we de collegetijden op aanpassen. We willen in elk geval dat de afstudeervakkers hun proeven op de campus kunnen doen. Daarvoor moeten we de werk- en practicumruimten op campus aanpassen, zodat de studenten anderhalve meter uit elkaar zitten.’Bregt: ‘Ik heb wel een oplossing voor studenten om de OV-problemen door de coronacrisis te omzeilen. Kom in Wageningen wonen.’

Stort het aantal internationale studenten in?
Mol: ‘Wat betreft de Europese studenten overleggen we nu met onze Europese partnerinstellingen om – als dat mogelijk is – de uitwisselingsprogramma’s het komende studiejaar te laten doorgaan. We nemen daar 15 juni een beslissing over. De situatie voor de niet-Europese studenten is, gelet op de reisbeperkingen, ingewikkelder. Ik kan me voorstellen dat de Chinese studenten die zich inschrijven, eerst ons onderwijs online volgen vanuit China en bijvoorbeeld in februari 2021 naar Wageningen komen om campusonderwijs te krijgen.’

Hoe ziet de campus er straks uit qua onderwijsvoorzieningen, kantine en bibliotheek?
Mol: ‘We krijgen anderhalve-metermaatregelen en looprichtingen in alle gebouwen. De practicumzalen hebben een derde van de normale capaciteit; daar moeten we het onderwijs op aanpassen. Ook zijn er minder studieplekken, mogelijk nog de helft. De bibliotheek en kantines gaan waarschijnlijk weer open in het nieuwe studiejaar, maar daarbij begrenzen we de plekken. Verder denken we er over om delen van De Dreijen weer in gebruik te nemen. Daar is ruimte voor studiegroepen. En tot slot: tijd is ruimte. We moeten ons normale lesrooster wellicht gaan uitbreiden met meer uren per dag. Zeker als we te maken hebben met de richtlijn: geen studenten in het OV in de spits.’Bregt: ‘Verder denk ik dat de studenten ook een bijdrage kunnen leveren aan het campusonderwijs door hun eigen laptop mee te nemen. Door de coronamaatregelen kunnen er minder studenten in practica- en computerzalen, maar met eigen laptops ontstaan meer opties op de campus, ook voor werkgroepen en computerpractica.’

Wat zijn de gevolgen van corona voor het onderzoek?
Mol: ‘Daarbij moeten we onderscheid maken tussen Wageningen Research en de universiteit. Het onderzoek van Wageningen Research is voor een belangrijk deel gewoon doorgegaan onder de nieuwe hygiënemaatregelen. Hier en daar is een onderzoeksopdracht uitgesteld, maar er zijn ook nieuwe projecten bijgekomen vanwege de coronacrisis. De mensen werken hoofdzakelijk vanuit huis, maar ook in het lab als dat nodig is.
‘Op de universiteit is het lab- en thuiswerk van de promovendi en postdocs ook voor het grootste deel doorgegaan. Enkele promovendi zijn teruggegaan naar hun thuisland, dus daar ligt het labwerk stil, en op de campus kunnen minder proeven plaatsvinden in de anderhalve-meterlabs. Twee leerstoelgroepen hebben hun labs enkele weken dichtgegooid, maar die zijn inmiddels weer open. We hebben wel vertraging in het onderzoek opgelopen, maar in vergelijking met de andere universiteiten valt die vertraging erg mee.
‘We hebben tegen de promovendi gezegd: pas je werkzaamheden aan, schrijf een artikel in plaats van de proef die je wilde doen of pas je onderzoek iets aan en voorkom zo achterstand. Voorlopig werkt dit goed, maar als de coronacrisis voortduurt, gaan we steeds meer problemen en vertragingen tegenkomen.’

Wie mogen er straks op de campus werken?
Mol: ‘Als je niet op de campus hoeft te zijn, werk je thuis. Dat is zeker tot september de regel. Daarna overwegen we om werkplekken te verdelen. Daarbij krijgen promovendi en medewerkers die een lab nodig hebben voorrang. Ook personeel met een sociale indicatie – medewerkers die slecht thuis kunnen werken – krijgen voorrang. En ook houden we rekening met internationale studenten en medewerkers die geen breed netwerk in Wageningen hebben. We willen toe naar een corona-exit-strategie waarbij we medewerkers gefaseerd en roulerend toegang tot de campus geven. Mensen die er niet hoeven te zijn, zoals Arnold en ik, zijn als laatste aan de beurt.’

Bregt: ‘Ik was vanochtend nog op de campus, omdat ik ook nog GIS-onderwijs verzorg samen met een collega. Als je samen onderwijs geeft, is het prettig om dat op de campus te doen. Bij de GIS-groep werkt iedereen thuis, maar je wilt van tijd tot tijd ook wel weer eens je team zien en bijpraten. Ik denk dat we ook campussessies voor teams moeten gaan faciliteren vanaf september.’

En welke studenten mogen op de campus komen?
Mol: ‘Ook daar willen we een prioritering. Zoals gezegd, willen we de afstudeervakkers plek bieden op de campus als ze faciliteiten nodig hebben. Maar we willen ook de eerstejaars, zowel van de bachelor- als masteropleidingen, voorrang geven. Eerstejaars moeten nog binding krijgen met de universiteit en een netwerk opbouwen. Dat doe je niet achter de computer, maar door andere studenten op de campus te ontmoeten. Een goede verbinding met docenten en andere studenten bevordert de motivatie en het studiesucces. Tweede- en derdejaars hebben, als het goed is, die verbinding al. En natuurlijk helpt de introductie – de AID – die we in augustus organiseren daar ook bij.’

Veldwerk en stages voor studenten zijn voorlopig, door de beperkende maatregelen, een lastige zaak. Dat kan toch tot studievertraging leiden?
Mol: ‘We willen de uitwisselingsmogelijkheden zoveel mogelijk laten doorgaan. Daarbij kijken we: wat kan er nog wel? Zo overleggen we nu met de andere Nederlandse universiteiten over meer uitwisseling van minoren tussen de universiteiten, zodat studenten toch kennis en ervaring buiten Wageningen kunnen opdoen. Wat betreft de stages: Nederlandse stages kunnen gewoon, stages buiten Europa worden lastig, maar ik verwacht dat er de komende maanden mogelijkheden ontstaan in landen als Zweden, Denemarken en Duitsland.’Bregt: ‘We zien ook dat masterstudenten hun stageplannen toch kunnen doorzetten door zelf iets te regelen. Een aantal internationale masterstudenten gaan nu een stage in eigen land doen, onder Wageningse begeleiding. En we zien dat de E-stage opgang doet, vooral bij voedingsbedrijven, want die draaien gewoon door tijdens de coronacrisis. Studenten doen bijvoorbeeld eerst thuis literatuuronderzoek en gaan daarna op het bedrijf in een gecontroleerde omgeving onderzoek doen. Een aantal voedingsbedrijven heeft al zo’n E-stage geregeld.‘En veel opleidingen bieden de mogelijkheid om de stage te vervangen door een tweede thesisonderzoek. Of studenten besluiten om eerst het afstudeervak te doen en daarna de stage. We merken dat de docenten en studenten creatief en innovatief met de coronarestricties omgaan.’

De overgang naar digitaal onderwijs lijkt soepel en succesvol te zijn verlopen.
Bregt: ‘Inderdaad, de docenten hebben keihard gewerkt om hun vak online only te maken. Je merkt dat ze na periode 5 alweer bezig waren om hun onderwijs zelf te evalueren en verbeteringen aan te brengen.’Mol: ‘Ik ben benieuwd hoe de studenten het online onderwijs beoordelen in de vakkenevaluatie. Het college van bestuur heeft de docenten een brief gestuurd dat de vakkenevaluatie van periode 5 niet meetelt bij de beoordeling van docenten. We vonden dat docenten niet mogen worden afgerekend op online onderwijs dat heel snel uit de grond moest worden gestampt. Maar daar kregen we enkele verongelijkte reacties op van docenten. Ze stelden dat ze vol waren gegaan voor goed online onderwijs en wilden graag beoordeeld worden door de studenten. Prachtig om te zien, die motivatie. We hebben het gelijk aangepast en gaan dus toch evalueren.’

Docenten hebben veel extra tijd in het onderwijs moeten steken.
Mol: ‘Klopt. Mijn grootste zorg is dat de docenten, die veel inspanning hebben geleverd om het onderwijs naar online om te zetten, maar blijven doorbuffelen. Mijn advies is: neem na periode 6 rust, vrij, afstand. Neem een goede vakantie. We gaan ook geen vakken inhalen in de zomervakantie. Dat doen we niet, de docenten moeten dan rust hebben, en ook de studenten.’

Wat is de financiële schade van de coronacrisis?
Mol: ‘We hebben nog geen kostenplaatje, maar dit gaat geld kosten. We krijgen minder studenten en kunnen minder onderzoek doen door de crisis. Hoeveel minder, hangt vooral af van de duur van de beperkende maatregelen. Bovendien weten we niet hoe groot de economische gevolgen zijn. Komt er een recessie, hoe lang? Een pluspunt is: we hebben redelijke reserves. We gaan voor continuïteit, we gaan dit jaar geen bezuinigingen doorvoeren. Komend najaar gaan we de balans opmaken wat de coronacrisis ons kost. We overleggen ondertussen ook met het onderwijsministerie wie voor deze kosten opdraait.’

Wat is het tekort per maand tot dusverre?
‘Er is geen bedrag per maand. De inkomsten van het Sportcentrum zijn weggevallen, dat scheelt een paar ton op jaarbasis, maar dat is te overzien gelet op ons totale budget. Hier en daar worden onderzoekcontracten uitgesteld of afgezegd, maar ook dat is te overzien. Er komen ook corona-gerelateerde onderzoeksopdrachten bij. Bepalend voor de schade is: hoe lang duurt de crisis?’

Digitaal vragenuurtje
Heb je vragen over dit onderwerp? Mail ze aan Resource, naar resource@wur.nl.

Wij organiseren een digitaal vragenuurtje met Arthur Mol en Arnold Bregt op maandag 8 juni die je kunt bijwonen. Nadere informatie daarover volgt.

Leave a Reply


Je moet inloggen om een comment te plaatsen.